1. omgaan
Kun jij omgaan met de manier waarop hij zich gedraagt?
Om computerlinguïstiek te kunnen studeren moet men meerdere talen kennen, maar ook goed met computers kunnen omgaan.
Ze kan niet met spanning omgaan.
Je zult met die moeilijke problemen moeten omgaan.
Holländisch Wort "zijn omgegaan"(omgaan) tritt in Sätzen auf:
czas przeszły