→ 1a - Dialog → Start Lernen / Flashcards Herunterladen MP3

Lernen beginnen

Frage		Antworten
popatrz! Lernen beginnen		kijk!
patrzeć Lernen beginnen		kijken
(jakiś) list Lernen beginnen		een brief
(ten) list Lernen beginnen		de brief
z Holandii/ z Niderlandów Lernen beginnen		uit Nederland
odczytam na głos Lernen beginnen		Ik lees voor
odczytać na głos Lernen beginnen		voorlezen
czytać Lernen beginnen		lezen
czy pani/ pan jest...? Lernen beginnen		bent u ...?
być Lernen beginnen		zijn
pan X Lernen beginnen		meneer X
czy pani/pan przyjdzie/przyjedzie? Lernen beginnen		komt u
przychodzić, przyjeżdżać, przybywać Lernen beginnen		komen
wtedy, potem, w takim razie Lernen beginnen		dan
proszę panią/ pana Lernen beginnen		alstublieft
bezpośrednio Lernen beginnen		direct
do Lernen beginnen		naar
to jest Lernen beginnen		het is
ważne Lernen beginnen		belangrijk
bardzo Lernen beginnen		heel
czekać na Lernen beginnen		wachten op
środa Lernen beginnen		woensdag
dziesiąty/dziesiątego października Lernen beginnen		tien oktober
o godzinie 14.00 Lernen beginnen		om 14.00 uur
czternaście Lernen beginnen		veertien
jakie to pasjonujące! Lernen beginnen		wat spannend!
co zrobisz? Lernen beginnen		wat doe je?
robić, czynić Lernen beginnen		doen
pojedziesz? Lernen beginnen		ga je?
iść, jechać Lernen beginnen		gaan
tak Lernen beginnen		ja
pojadę Lernen beginnen		ik ga
a ty? Lernen beginnen		en jij?
co (z)robisz? Lernen beginnen		wat doe jij?
też/także Lernen beginnen		ook

1a - dialog