Algemeen

 0    1.032 Datenblatt    bartoszkowalewski90
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
Iemand inhalen
Lernen beginnen
Kogoś dogonić (na drodze)
de bijl
Lernen beginnen
siekiera
het zadel
Lernen beginnen
siodło
ondersteboven keren
Lernen beginnen
odwrócić do góry nogami
rozen te begieten
Lernen beginnen
podlewać róże
aardig
Lernen beginnen
miły
attent
Lernen beginnen
uważny
behulpzaam
Lernen beginnen
pomocny
betrouwbaar
Lernen beginnen
niezawodny / godny zaufania
bescheiden
Lernen beginnen
skromny
briljant
Lernen beginnen
znakomity
charmant
Lernen beginnen
uroczy
creatief
Lernen beginnen
twórczy
dapper
Lernen beginnen
odważny
eerlijk
Lernen beginnen
szczery, uczciwy
elegant
Lernen beginnen
wytworny, elegancki
energiek
Lernen beginnen
energiczny
enthousiast
Lernen beginnen
entuzjastyczny
filosifisch
Lernen beginnen
filozoficzny
flexibel
Lernen beginnen
elastyczny
galant
Lernen beginnen
dzielny, waleczny
gastvrij
Lernen beginnen
gościnny
gedreven
gedreven medewerker
Lernen beginnen
mocno zmotywowany (do zrealizowania celu)
geduldig
Lernen beginnen
cierpliwy
gemotiveerd
Lernen beginnen
zmotywowany
geniaal
Lernen beginnen
genialny
getalenteerd
Lernen beginnen
utalentowany
gevoelig
Lernen beginnen
wrażliwy
gewetensvol
Lernen beginnen
sumienny
gezagsgetrouw
Lernen beginnen
praworządny, przestrzegający prawa
gezellig
Lernen beginnen
przytulny
goedhartig
Lernen beginnen
dobroduszny
grappig
Lernen beginnen
zabawny, śmieszny
handig
Lernen beginnen
przydatny
heroisch
Lernen beginnen
heroiczny
humoristisch
Lernen beginnen
humorystyczny
idealistisch
Lernen beginnen
idealistyczny
inspirerend
Lernen beginnen
inspirujący
inventief
Lernen beginnen
wynalazczy
knuffelbaar
Lernen beginnen
przytulaśny
krachtig
Lernen beginnen
potężny
leergierig
Lernen beginnen
intelektualny, skory do nauki
lenig
Lernen beginnen
zwinny
moedig
Lernen beginnen
odważny
lief
Lernen beginnen
miły, grzeczny, kochany
nuchter
Lernen beginnen
trzeźwy
ondernemend
Lernen beginnen
przedsiębiorczy
ondeugend
Lernen beginnen
niegrzeczny
openhartig
Lernen beginnen
szczery
passievol
Lernen beginnen
namiętny
progressief
Lernen beginnen
progresywny
pragmatisch
Lernen beginnen
pragmatyczny
respectvol
Lernen beginnen
pełen szacunku
ruimdenkend
Lernen beginnen
otwarty, mieć otwarty umysł
schattig
Lernen beginnen
uroczy
sensueel
Lernen beginnen
zmysłowy
smaakvol
Lernen beginnen
gustowny
stijlvol
Lernen beginnen
stylowy
stoer
Lernen beginnen
być twardym
trots
Lernen beginnen
być dumnym
trouw
Lernen beginnen
wierny
vastberaden
Lernen beginnen
zdeterminowany
verantwoordelijk
Lernen beginnen
odpowiedzialny
vergevensgezind
Lernen beginnen
wyrozumiały
verleidelijk
Lernen beginnen
kuszący, uwodzicielski
verstandig
Lernen beginnen
rozsądny
vitaal
Lernen beginnen
niezbędny
vrijgevig
Lernen beginnen
hojny
welgemanierd
Lernen beginnen
dobrze wychowany
wijs
Lernen beginnen
mądry
zacht
Lernen beginnen
miękki
zelfbewust
Lernen beginnen
samoświadomy
zorgzaam
Lernen beginnen
opiekuńczy, troskliwy
bazig
Lernen beginnen
apodyktyczny
kruiperig
Lernen beginnen
przerażający
het erfgoed
Lernen beginnen
dziedzictwo
neigen naar
Lernen beginnen
mieć tendencje do
beledigen
Lernen beginnen
obrazić
beweren, de bewering
Lernen beginnen
twierdzić, twierdzenie
gaaf dat
Lernen beginnen
Wyobraź sobie, że (np. wygrałeś konkurs)
toegeven aan
Lernen beginnen
Przyznać, że (np. zrobiłeś bład)
reusachtig
Lernen beginnen
olbrzymi
de deurknop
Lernen beginnen
klamka (od drzwi)
het ongemak
Lernen beginnen
niedogodność, dyskomfort
aandacht aan (iets/iemand) schenken / besteden
Lernen beginnen
zwracać uwagę na coś / kogoś
spijtbetuiginen
Lernen beginnen
wyrazy żalu
het is mij opgevallen
Lernen beginnen
Przyszło mi na myśl / zauważyłem, że
onlosmakelijk verbonden
Lernen beginnen
nierozerwalnie związane (np. ze sobą)
overigens
Lernen beginnen
swoją drogą
Voor de gek houden
Lernen beginnen
Kogoś oszukać / robić z kogoś głupka
Iemand in het ootje nemen
Lernen beginnen
Kogoś oszukać
ergens van opkijken
Lernen beginnen
być czymś zdziwionym
iets niet uitvlakken
Lernen beginnen
Nie lekceważyć (czegoś lub kogoś)
van nature (optimistisch)
Lernen beginnen
być z natury (np. optymistycznym)
nauwelijks over mijn lippen krijgen
Lernen beginnen
ledwo przechodzą (te słowa) przez moje usta
iemand iets naars is overkomen
Lernen beginnen
komuś przydarzyło się coś złego
dan kom ik overal mee weg
Lernen beginnen
wtedy uchodzi mi to na sucho
met een tintje hysterie
Lernen beginnen
z nutką histerii
kwetsbaar openstellen
Lernen beginnen
Otworzyć się
nablijven moeten
Lernen beginnen
Zostać dłużej (np. w pracy)
uitzendingen naspelen
Lernen beginnen
powtarzać audycje (np. z telewizji)
los te laten
Lernen beginnen
odpuścić (np. sobie)
met herkenbare situaties
Lernen beginnen
znane sytuacje
excuses aanbieden
Lernen beginnen
przepraszać
grap niet doorhebben
Lernen beginnen
nie zrozumieć żartu
persoonlijk opvatten
Lernen beginnen
wziąć coś osobiście (do siebie)
een fout te erkennen
Lernen beginnen
przyznać się do błędu
geheel terecht
Lernen beginnen
całkiem słusznie
beseffen dat
Lernen beginnen
zdawać sobię sprawę, że
gaf mij inzicht, dat
Lernen beginnen
dał mi to do zrozumienia, że
de rest van mijn leven meedragen
Lernen beginnen
zostać ze mną do końca życia (np. jakieś wspomnienie)
afgestoten worden
Lernen beginnen
zostać wyłączonym (np. z grupy społecznej)
in mijn ogen
Lernen beginnen
moim zdaniem; w moich oczach
Het brengt je niet veel / ver
Lernen beginnen
Nie zaprowadzi cię to zbyt daleko
in allerlei vormen en maten
Lernen beginnen
we wszystkich kształtach i rozmiarach
ten koste van alles
Lernen beginnen
za wszelką cene
inmiddels
Lernen beginnen
w międzyczasie
toeteren
Lernen beginnen
trąbić (klaksonem)
de voorrang
Lernen beginnen
priorytet (na drodze)
gevaarlijk
Lernen beginnen
niebezpieczny, niebezpiecznie
de uiting
Lernen beginnen
wyrażać coś, ekspresja
in de war raken zijn
to be confused
Lernen beginnen
być zdezorientowanym
to be confused
verwarrend
Lernen beginnen
zagmatwane, mylące
de overkant
Lernen beginnen
druga strona (np. rzeki)
schandelijk
Lernen beginnen
haniebny, skandaliczny
de afwijking
Lernen beginnen
odchylenie (np. od normy)
verstand gebruiken
Lernen beginnen
używać zdrowego rozsądku
afleiden uit
Lernen beginnen
wywnioskować (np. że ktoś dobrze zarabia)
onvoorstelbaar
Lernen beginnen
niewyobrażalny
zich ergeren aan
Lernen beginnen
być zirytowanym
de troep
Lernen beginnen
bałagan (np. śmieci na ulicy)
zich haasten
Lernen beginnen
śpieszyć się
gooien naar
Lernen beginnen
rzucać czymś
afkopen
Lernen beginnen
przekupić
de ervaringsdeskundige
Lernen beginnen
ekspert z doświadczenia
excessief
Lernen beginnen
nadmierny
het keurslijf
Lernen beginnen
kaftan bezpieczeństwa
schromelijk
Lernen beginnen
rażąco (np. przecenione)
het sneeuwbaleffect
Lernen beginnen
efekt kuli śnieżnej
zich verheven voelen
Lernen beginnen
czuć się lepszym (od innych)
het vliegwieleffect
Lernen beginnen
efekt koła zamachowego
de vrijbuiter
Lernen beginnen
freelancer
zich beheersen
Lernen beginnen
kontrolować siebie (np. emocje)
boeien
Lernen beginnen
fascynować, urzec
doordringen tot
Lernen beginnen
przekonać kogoś do czegoś
fel
Lernen beginnen
intensywny, jasny, oczoje...
knikken
Lernen beginnen
skinienie głową
overmatig
Lernen beginnen
nadmierny
zich stapelen
Lernen beginnen
kumulować się
staren naar
Lernen beginnen
gapić się na
tekortkomen
Lernen beginnen
nie wystarczać (np. zapasów)
telkens
each time
Lernen beginnen
każdego razu
ter sprake komen
Lernen beginnen
zostać omówione
verslaafd zijn aan
Lernen beginnen
być uzależnionym od
de nadruk leggen op
Lernen beginnen
podkreślić, uwypuklić (np. powage sytuacji)
het bestrijden van armoede
Lernen beginnen
zwalczanie biedy
de plan uitvoeren
Lernen beginnen
realizować plan
schouderklopje
Lernen beginnen
poklepać po plecach
fatsoenlijk
Lernen beginnen
przyzwoity (np. sposób)
wildvreemde mensen
Lernen beginnen
zupełnie obcy ludzie
voordringen in een rij
Lernen beginnen
wepchnąć się w kolejkę (np. w sklepie)
kleine gebaren
Lernen beginnen
małe gesty
goede daden te verrichten
Lernen beginnen
czynić dobre uczynki
de wilskracht
Lernen beginnen
siła woli
rechtsaf/linksaf slaat
Lernen beginnen
skręcać w prawo/w lewo (samochodem)
de etalage
Lernen beginnen
wystawa sklepowa
schelden
Lernen beginnen
przeklinać
ik geef niet zo veel om
Lernen beginnen
Nie obchodzi mnie to aż tak bardzo
nauw
Lernen beginnen
wąski
Daar heb ik helemaal geen zin in.
Lernen beginnen
Nie mam na to w ogóle ochoty
de zolder
Lernen beginnen
poddasze
oppassen
zorgen voor kinderen of dieren van iemand anders
Lernen beginnen
nianczyć
voeren
eten geven
Lernen beginnen
karmić
het gedoe
Lernen beginnen
problem
afraden
het advies geven dat iemand iets niet moet doen
Lernen beginnen
doradzać przeciwko
hoge bloeddruk
Lernen beginnen
wysokie ciśnienie krwi
gewrichten
Lernen beginnen
stawy (np. w kolanach)
botsen
tegen elkaar rijden
Lernen beginnen
kolidować (z autem)
van de weg raken
Niet meer op de weg rijden, maar naast de weg.
Lernen beginnen
Zjechać na pobocze (np. podczas wypadku na autostradzie)
het weerbericht
Lernen beginnen
Prognoza pogody
de bewolking
Lernen beginnen
zachmurzenie; pochmurno
bijkomen
Lernen beginnen
przybywać (np. ludności ludzi w kraju)
bejaarden
Lernen beginnen
starsi mieszkańcy
uitlaatgassen
Lernen beginnen
spaliny
inademen
Lernen beginnen
wdychać
de versnelling
Lernen beginnen
bieg (w samochodzie)
verbruiken
Lernen beginnen
zużywać; konsumować
maar vooral door
Lernen beginnen
ale przede wszystkim przez
Dat komt door
Lernen beginnen
To z powodu
Zie ik niet zo zitten
Lernen beginnen
To mi nie do końca pasuje
omroepen
Lernen beginnen
nadanie (np. wiadomości w sklepie)
tijd te nemen
Lernen beginnen
poświęcić czas (na coś)
geschorst zijn door
Lernen beginnen
zostać zawieszonym (przez coś)
vreugde uitdrukking
Lernen beginnen
wyraz radości
Ik ben geschrokelen
Lernen beginnen
jestem zszokowany
de soldaat
Lernen beginnen
żołnierz
gerimpelde hand
Lernen beginnen
pomarszczona dłoń
licht opvallen
Lernen beginnen
światło pada na...
aan het touw trekken
Lernen beginnen
ciągnięcie liny
Het vliegtuig is opgestegen.
Lernen beginnen
Samolot wystartował.
in de auto stappen
Lernen beginnen
wejść do samochodu
(broeken) uittrekken
Lernen beginnen
zdjąć (np. spodnie)
de natuur is van slag
Lernen beginnen
natura jest "zdenerwowana"
naar voren te komen
Bang om naar voren te komen.
Lernen beginnen
iść na przód; zrobić krok do przodu (np. w karierze)
uitgescholden worden
Als ik het oneens was, werd ik uitgescholden.
Lernen beginnen
zostać zbesztanym; skarconym (słownie)
in bloei te staan
Lernen beginnen
być w rozkwicie (kwiaty)
stekelig
Lernen beginnen
kolczasty
padden
Lernen beginnen
ropuchy
de beesten
Lernen beginnen
zwierzęta
de zuidpool
Lernen beginnen
biegun południowy
werelddelen
Lernen beginnen
kontynenty
bedekt met ijs
Lernen beginnen
pokryty lodem
de ozonlaag
Lernen beginnen
warstwa ozonowa
de oppervlakte
Lernen beginnen
powierzchnia (w m2)
het spreekwoord
Lernen beginnen
przysłowie
Het blijkt helemaal niks van waar
Lernen beginnen
Okazuje się, że jest to całkowicie nieprawdziwe.
snoeihard liegen
Lernen beginnen
podstępne kłamstwo
het opnemen voor (treinreizigers)
Lernen beginnen
stawać w obronie (np. pasażerów pociągu)
te denken zitten
Lernen beginnen
myśleć
bedroefd kijken
Lernen beginnen
wyglądać smutno
bedroefd
Lernen beginnen
smutny
Dat breekt gewoon je hart
Lernen beginnen
To po prostu łamie ci serce
wetenschappelijk bewezen
Lernen beginnen
naukowo udowodnione
heb je niks aan
Lernen beginnen
to nie jest nic dobrego
(de mazelen) uitroeien
Lernen beginnen
wyeliminować; wykorzenić (np. odrę)
kwijlen over
Lernen beginnen
ślinić się (np. przystojnym facetem)
doormaken van een ziekte
Lernen beginnen
przechodzić chorobę
wantrouwen
Lernen beginnen
nieufność; podejrzliwość
het aanmaakblokjes
Lernen beginnen
podpałki (do grilla)
kinkhoest uitbraak
Lernen beginnen
epidemia krztuśca
akelige ziektes
Lernen beginnen
paskudne choroby
de uitvinding
Lernen beginnen
wynalazek
rot voelen
Lernen beginnen
czuć się bardzo źle
ontstaan door
Lernen beginnen
powstać przez
ontslagen zijn
Lernen beginnen
zostać zwolnionym z pracy
het druk hebben
Lernen beginnen
być zajętym
in de file staan
Lernen beginnen
stać w korku
de zender
Lernen beginnen
nadawca (telewizyjny np. TVP)
Dat komt vooral door
Lernen beginnen
To głównie przez to, że
Hoe komt dat eigenlijk?
Lernen beginnen
Jak to się właściwie dzieje?
Vooral
Lernen beginnen
Przede wszystkim
het huishouden
Lernen beginnen
gospodarstwo domowe
slank
Lernen beginnen
szczupły
de deur openmaken
Lernen beginnen
Otworzyć (np. drzwi)
in de aanbieding zijn
Lernen beginnen
być wystawionym na sprzedaż (w sklepie)
letterlijk
Lernen beginnen
dosłownie (coś zrobić)
voortekenen zijn gunstig
Lernen beginnen
wróżby/przewidywania są pomyślne
de aanleg van een netwerk
Lernen beginnen
budowa sieci (np. transportu)
verricht worden
Goed werk kan hier verricht worden.
Lernen beginnen
zostać zrobione (np. dobra robota)
(ENG) to be carried out / to be performed
het wieken
Lernen beginnen
ostrza / skrzydła (jak w helikopterze)
Industrie te vergroenen
Lernen beginnen
Uczyń (jakąś branżę) bardziej ekologiczną
energie opwekken
Lernen beginnen
generować energię
stappels werk
Lernen beginnen
stosy pracy; mieć bardzo dużo pracy
Opgebrand
Lernen beginnen
Wypalony; spalony
Burn-out krijgen
Lernen beginnen
Wypalenić się (zawodowo)
veel stress geven
Lernen beginnen
powodować dużo stresu
met veel mensen omgaan
Lernen beginnen
(mieć) do czynienia z wieloma ludźmi
zich dingen aantrekken
Lernen beginnen
przejmować się rzeczami (np. pracą)
rust nemen
Lernen beginnen
odpocząć (np. od nauki)
last van ... te hebben
Lernen beginnen
mieć dolegliwości związane z ... (np. bólem pleców)
makkelijk over dingen denken
Lernen beginnen
myśleć o rzeczach z łatwością
klappen
Lernen beginnen
klaskanie
voormalig (aanvoerder)
Lernen beginnen
były (np. kapitan)
in de media verschijnen
Lernen beginnen
pojawić się w mediach
Dat wordt heel lastig
Lernen beginnen
To będzie bardzo trudne
vrijgespeeld worden
Lernen beginnen
zostać odblokowane (np. nagrody w grze)
veronstrustend
Lernen beginnen
niepokojący
kom je niet meer naar toe
Lernen beginnen
już tam nie przyjdziesz
komt vaak voorbij
Lernen beginnen
zdarzać się często
Veel vogels trekken weg
Lernen beginnen
Wiele ptaków odlatuje/migruje
het zaad
Lernen beginnen
nasiono
een dik pak sneeuw
Lernen beginnen
gruba warstwa śniegu
de stand van de zon
Lernen beginnen
położenie słońca
uitgeput zijn
Lernen beginnen
być wykończonym (np. po ciężkiej podróży)
vermageren
Lernen beginnen
schudnąć
een dun laagje sneeuw
Lernen beginnen
cienka warstwa śniegu
de weg kwijt raken
Lernen beginnen
zgubić się
s'nachts voor opblijven
Lernen beginnen
zostawać po nocach (np. na galę boksu o 4 rano)
in naloop naar
Lernen beginnen
w następstwie (jakiejś sytuacji)
een beetje boven de pet
Lernen beginnen
być poza moja ligą (np. jakaś dziewczyna)
(Ajax) valt nog een keer aan
Lernen beginnen
(Ajax) ponownie atakuje (w piłce nożnej)
last van zijn schouder is gevallen
Lernen beginnen
ciężar spadł z jego barków
voorbeschouwing op de finale
Lernen beginnen
zapowiedź finału (np. ligi mistrzów)
de landbouw
Lernen beginnen
Rolnictwo
(rijbewijs) halen
Lernen beginnen
zdobyć (prawo jazdy)
opgroeien
Lernen beginnen
dorosnąć
beleefd zijn (tegen oude mensen)
Lernen beginnen
być uprzejmym (np. dla starszych)
het landschap
Lernen beginnen
krajobraz
in het openbaar
Lernen beginnen
publicznie (np. wystąpienie)
een rol spelen
Lernen beginnen
grać rolę (np. w firmie)
het verzorgingshuis
Lernen beginnen
dom opieki
eenzaam voelen
Lernen beginnen
czuć się samotnie
onderdeel
Werk is een onderdeel van het leven.
Lernen beginnen
część (np. życia)
de woestijn
Lernen beginnen
pustynia
deelnemen aan
Ik wil graag deelnemen aan een kookwedstrijd.
Lernen beginnen
brać udział (np. w meczu)
in verband met
I.v.m. het slechte weer mag je eerder naar huis.
i.v.m.
Lernen beginnen
w związku z
fluiten
Lernen beginnen
gwizdać
oprapen
Lernen beginnen
podnosić (np. papierek z podłogi)
(planten) snoeien
Lernen beginnen
przycinać (np. rośliny/żywopłot)
boren
Lernen beginnen
wiercić
lijmen
Lernen beginnen
kleić
versieren
Lernen beginnen
dekorować; ozdabiać
graas maaien
Lernen beginnen
kosić trawę
zaaien
Lernen beginnen
siać
knutselen
Lernen beginnen
majsterkować
de angst
Lernen beginnen
strach; bycie introwertycznym
dromen van
Lernen beginnen
marzyć o
de rommel
Lernen beginnen
bałagan
minstens
Het is gezond om minstens 250 gramm groente per dag te eten.
Lernen beginnen
przynajmniej; conajmniej
verwennen
Ik verwen mezelf met een stuk chocola, want ik heb hard gewerkt.
Lernen beginnen
rozpieszczać (np. kostką czekolady)
het etikiet
Lernen beginnen
etykieta (np. produktu w sklepie)
zich ontspannen
Lernen beginnen
odprężyć się
het wisselt
Soms ga ik met de auto, soms met de fiets. Het wisselt.
Lernen beginnen
to się różni, zmienia
benauwd
Lernen beginnen
duszno
beschadigd
Ik ben gevallen en nu is mijn fiets beschadigd.
Lernen beginnen
uszkodzony (np. rower)
de houding
Je moet niet te lang in dezelfde houding zitten. Beweeg regelmatig.
Lernen beginnen
postawa (np. stojąca)
Dat is schrikken.
Lernen beginnen
To jest straszne. (używane jeśli ktoś jest chory)
de bijsluiter
Lernen beginnen
ulotka
de bijwerking
Lernen beginnen
efekt uboczny (np. leku)
de jeuk
Lernen beginnen
swędzenie
voorschrijven
De huisarts heeft me neusdruppels voorgeschreven,
Lernen beginnen
przepisać (np. lek na receptę)
het nagelschaartje
Lernen beginnen
nożyczki do paznokci
de veiligheidsspeld
Lernen beginnen
agrafka
de watten
Lernen beginnen
wata
het verband
Lernen beginnen
bandaż
de aanpak
Niet nadenken, maar doen. Dat is de aanpak van mijn zoon.
Lernen beginnen
podejście (np. do życia)
afwisselend
Ik heb een afwisselende baan. Ik doe elke dag iets anders.
Lernen beginnen
na przemian; różne (np. prace)
de uitslag
Morgen krijg ik de uitslag van mijn slaaponderzoek.
Lernen beginnen
Wynik (np. diagnozy)
geestelijk ziek
Lernen beginnen
chory psychicznie
noodzakelijk
Om een goede baan te krijgen is het noodzakelijk om Nederlands te leren.
Lernen beginnen
niezbędny; wymagany
de rolstoel
Lernen beginnen
wózek inwalidzki
ondertussen
Als jij de boodschappen betaal, doe ik ze ondertussen in de tas.
Lernen beginnen
W międzyczasie
volhouden
Kun jij lang onder water zwemmen? Ik houd het maar tien seconden vol.
Lernen beginnen
wytrzymywać (np. pod wodą)
buigen
Als ik mijn rug buig, heb ik veel pijn. Iets oprapen is daarom moeilijk.
Lernen beginnen
pochylać się
het evenwicht
Lernen beginnen
równowaga
leunen op
Mijn oma leunt op een stok als ze loopt, anders valt ze.
Lernen beginnen
oprzeć się (np. na lasce do chodzenia)
strekken
Lernen beginnen
rozciągać
Lernen beginnen
przypisanie nastąpi
Het boeit me niet
Lernen beginnen
Nie obchodzi mnie to
Het zal me een worst wezen
Lernen beginnen
Mam to w dupie (I don't care)
bijdragen aan
Lernen beginnen
dołożyć się (np. do prezentu)
nutteloos
Lernen beginnen
nieprzydatny, bezużyteczny
de container
Lernen beginnen
pojemnik
de getuige
Lernen beginnen
świadek
gezamenlijk
Lernen beginnen
wspólnie (np. o czymś decydować)
de kruiwagen
Lernen beginnen
taczka
de mededeling
Lernen beginnen
ogłoszenie
het blad
Lernen beginnen
liść
inbreken
Lernen beginnen
włamywać się
de lantaarnpaal
Lernen beginnen
latarnia
meedoen
We gaan een spelletje spelen. Wil je meedoen?
Lernen beginnen
dołączyć np. do gry
nuttig
Lernen beginnen
pomocny
de overkant
Lernen beginnen
druga strona np. ulicy
zich inzetten voor
De buurman zet zich in voor de buurt. Hij repareert fietsen voor de buren.
Lernen beginnen
zaangażować się w coś
schoonhouden
Ik houd de gang in de flat schoon. Ik dweil twee keer per week.
Lernen beginnen
zachować czystość
bereid zijn om
Kan iemand je helpen? Ja, mijn broer is bereid om me te helpen.
Lernen beginnen
być gotowym na (np. żeby komuś pomóc)
in de loop van
In de loop van de week gaat het sneeuwen.
Lernen beginnen
w ciągu (np. miesiąca)
waarderen
Ik waardeer jullie hulp! Ik vind het echt heel fijn.
Lernen beginnen
doceniać
aanvullen
Het zout is bijna op. Ik koop meer zout en ik vul het aan.
Lernen beginnen
dodać, dołożyć (np. soli do solniczki)
Mijn best doen.
Lernen beginnen
Zrobić co w mojej mocy.
zich druk maken om
Ik maak me druk om mijn zoontje. Ik ben ban dat hij ziek wordt.
Lernen beginnen
martwić się o (np. syna)
Het komt (niet) uit.
Aster wil op donderdag met mij afspreken, maar dan werk ik. Het komt niet uit.
Lernen beginnen
Dać radę (np. być na spotkaniu w czwartek)
nogal
In deze kamer past geen grote bank. De kamer is nogal klein.
Lernen beginnen
dosyć (np. mały)
het graan, de granen
De bakker gebruikt voor zijn brood verschillende granen.
Lernen beginnen
ziarno, ziarno
Het platteland
Lernen beginnen
Wieś
de vervuiling
Door de vervuiling van het water gaan vell vissen dood.
Lernen beginnen
zanieczyszczenie (np. powietrza)
vrijstaande huis
Lernen beginnen
dom wolnostojący
de heuvel
Lernen beginnen
wzgórze
de jeugd
Lernen beginnen
młodość
aan de rand
Wij hebben een huis aan de rand van het bos.
Lernen beginnen
na obrzeżach (np. miasta)
verbouwen
Volgens Lawrence was Rick de garage aan het verbouwen.
Lernen beginnen
przebudować (np. kuchnię)
vochtig
Lernen beginnen
wilgotny
mengen
Lernen beginnen
mieszać
achteraan
Het toilet is helemaal achteraan in de gang.
Lernen beginnen
z tyłu (np. budynku)
de emmer
Lernen beginnen
wiadro
mislukken
Mijn taart is mislukt. Hij smaakt vreselijk.
Lernen beginnen
zawieść; niepowodzenie
Ik besef dat
Ik besef dat ik ouder word. Ik heb een bril nodig om te lezen.
Lernen beginnen
Zdaję sobie z tego sprawę, że
de erfenis
Lernen beginnen
dziedzictwo
de gracht
Lernen beginnen
kanał
geld opnemen
Ik heb 100€ opgenomen bij de geldautomaat.
Lernen beginnen
wypłacić pieniądze (z bankomatu)
kwijtraken
Ik ben mijn handschoenen in de trein kwijtgeraakt.
Lernen beginnen
zgubić; stracić
zich schuldig voelen
Ik voel me schuldig als ik een fout maak op mijn werk.
Lernen beginnen
czuć się winnym
gierig
Lernen beginnen
skąpy
gul
Lernen beginnen
hojny
inzamelen
Emma zamelt geld in voor de Dierenbescherming.
Lernen beginnen
zebrać (np. pieniądze na cel charytatywny)
het lot, de loten
Lernen beginnen
lot (na loterię)
de bruid
Lernen beginnen
Panna młoda
de bruidegom
Lernen beginnen
Pan młody
het zakgeld
Lernen beginnen
kieszonkowe
verdacht
Lernen beginnen
podejrzany
verlopen
Mijn paspoort verloopt op 1 juli. Ik moet een nieuw paspoort aanvragen.
Lernen beginnen
tracić ważność (np. paszport)
het verzoek
Ik heb een verzoek: willen jullie geen harde muziek draaien?
Lernen beginnen
prośba
beperkt
U kunt een beperkt aantal kaartjes reserveren: maximaal vijf.
Lernen beginnen
ograniczona (np. ilość)
dwingen om te
Marisol wil niet naar de dokter, maar haar dochter dwingt haar om te gaan.
Lernen beginnen
zmusić do
opgelucht zijn
Carlos is opgelucht omdat de operatie van zijn zzon goed is gegaan.
Lernen beginnen
odczuwać ulgę
de kinderbijslag
Lernen beginnen
zasiłek na dziecko
de uitgaven
Onze nieuwe auto was een grote uitgave.
Lernen beginnen
wydatki
(geld) overhouden
Ik probeer wat geld over te houden aan het einde van de maand.
Lernen beginnen
zaoszczędzić (pieniądze)
de hovenier
Lernen beginnen
ogrodnik
de schutting
Tussen de tuin van de buren en onze tuin staat een schutting.
Lernen beginnen
ogrodzenie
de vijver
Lernen beginnen
staw
zinloos
Het is tijden de feestdagen druk in de winkel. Het is dan zinloos om vrij te vragen aan je baas.
Lernen beginnen
bez znaczenia; bezsensownie
vegen
Lernen beginnen
zamiatać
zuinig
Olga is heel zuinig en gebruikt haar theezakje drie keer.
Lernen beginnen
ekonomiczny
blijken
Uit onderzoek blijkt dat Nederlanders steeds langer worden.
Lernen beginnen
okazać się
met terugwerkende kracht
Lernen beginnen
z mocą wsteczną
misgaan
Na twee jaar huwelijk ging het mis bij onze buren. Ze zijn nu gescheiden.
Lernen beginnen
poszło źle
achteraf te betalen
Als je via deze website bestelt, hoef je pas achteraf te betalen. Je mag het product eerst twee weken proberen.
Lernen beginnen
do zapłaty później
de arbeidsmarkt
Lernen beginnen
rynek pracy
daarentegen
Ik verdien weinig. Mijn partner daarentegen verdient veel.
Lernen beginnen
z drugiej strony
de verdeling
De verdeling van de erfenis was niet eerlijk. Ik reeg minder dan Carlos.
Lernen beginnen
podział (np. pieniędzy)
stijgen
De olieprijzen zijn gestegen. We betalen meer dan vorig jaar.
Lernen beginnen
wzrost
het tekort aan
In het onderwijs is er een tekort aan mannen. Er zijn weinig meesters.
Lernen beginnen
niedobór (np. mieszkań)
gapen
Lernen beginnen
ziewać
oppompen
Lernen beginnen
pompować
schillen
Lernen beginnen
obierać (np. jabłko)
uitdelen
Lernen beginnen
rozdawać (np. autografy)
zwaaien naar
Lernen beginnen
pomachać do (kogoś)
bovendien
Wandelen is leuk en bovendien gezond!
Lernen beginnen
co więcej
stressbestendig
Ook op dukke moementen blijf ik rustig. Ik ben echt stressbestendig.
Lernen beginnen
odporne na stres
de vaardigheid
Als je in de ICT wilt werken, moet je goede digitale vaardigheden hebben.
Lernen beginnen
umiejętność
de belangstelling
De belangstelling voor de vacature was erg groot. We hebben 50 sollicitatiebrieven ontvangen.
Lernen beginnen
zainteresowanie (np. ofertą pracy
toelichten
Kun je de planning toelichten? Ik begrijp hem niet helemaal.
Lernen beginnen
wyjaśnić
het ritme
Lernen beginnen
rytm
enerzijds... anderzijds
Ik weet niet of Nahom geschikt voor deze baan is. Enerzijds is hij erg gemotiveerd, anderzijds is hij niet zo flexibel.
Lernen beginnen
z jednej strony... z drugiej strony
nauwkeurig
Een operatie kan misgaan, dus de dokter moet heel nauwkeurig werken.
Lernen beginnen
dokładny; precyzyjny
de inhoud
Het boek ziet er saai uit, maar de inhoud is erg interessant!
Lernen beginnen
zawartość (np. książki)
zich vervelen
Julia verveelt zich ontzettend. Zij weet niet wat zij kan doen.
Lernen beginnen
nudzić się
toekomen aan
Daan is vandaag niet aan alles toegekomen. Hij had geen tijd om boodschappen te doen.
Lernen beginnen
mieć czas na; zdążyć
de bui
Noor is in een goede bui omdat ze vandaag jarig is.
Lernen beginnen
Nastrój
duizelig
Als mijn oma snel opstaat, voelt ze zich vaak duizelig.
Lernen beginnen
oszołomiony
schoppen tegen
Het meisje schopt tegen de bal met haar linkervoet.
Lernen beginnen
kopnąć (np. piłkę)
struikelen over
Marisol struikelde over een stuk speelgoed maar viel gelukkig niet.
Lernen beginnen
potknąć się
aannemen
De werkgever heeft de kandidaat meteen aangenomen. Hij mag de volgende week beginnen.
Lernen beginnen
przyjąć (np. kandydata do pracy)
daarmee
Bij de receptie hangt een sleutel. Daarmee heb je toegang tot het magazijn.
Lernen beginnen
dzięki czemu
overkomen
Ik ken Alex niet goed, maar hij komt aardig over.
Lernen beginnen
wydawać się (np. spoko)
eng
Zora vindt het eng om 's nachts allen over straat te lopen.
Lernen beginnen
straszny; przerażający
mopperen
Lernen beginnen
marudzić; narzekać
verlegen
Lernen beginnen
nieśmiały
vermijden
Lernen beginnen
unikać
de kraam
Lernen beginnen
stoisko
in tegenstelling tot
In tegenstelling tot vroeger is de temperatuur in de zomer tegenwoordig heel hoog.
Lernen beginnen
W odróżnieniu od
leerzaam
Lernen beginnen
edukacyjny (np. książka)
met behulp van (m.b.v.)
Met behulp van gereedsschap repareert de fietsenmaker de fiets.
Lernen beginnen
za pomocą (np. narzędzi)
na verloop van tijd
Ik werk in de zorg. In het begin moest ik erg wennen aan de onregelmatige werktijden, maar na verloop van tijd ging het beter.
Lernen beginnen
po pewnym czasie (np. się do czegoś przyzwyczaiłem)
tamelijk
Mijn vader spreekt slecht Frans, ik spreek tamelijk goed Frans en mijn moeder spreekt heel goed Frans.
Lernen beginnen
dość, całkiem (np. dobry poziom)
afronden
Ik zit in het laatste jaar van mijn opleiding. Ik verwacht dat ik dit jaar mijn studie afrond.
Lernen beginnen
zakończyć; zaliczyć (np. rok na studiach)
zich bezighouden met
Ik werk als manager in een restaurant. Daar houd ik me onder andere bezig met het werkrooster.
Lernen beginnen
radzić sobie z czymś (np. w pracy)
ervaring opdoen
Bij zijn eerste baan als hovenier heeft Samir veel ervaring opgedaan met het aanleggen van vijvers.
Lernen beginnen
zdobywać doświadczenie
afstuderen
Eva is bijna klaar met haar opleiding: ze studeert in juli af.
Lernen beginnen
ukończyć studia/szkołę
het kenmerk
Deze soort vogel heeft twee duidelijke kenmerken: hij is heel klein en helemaal blauw.
Lernen beginnen
charakterystyka; znak rozpoznawczy
ontwerpen
Lisa ontwerpt kleding. Ze heeft heel veel mooie ideeen.
Lernen beginnen
projektować
het vervolg
De regisseur maakt een vervolg op zijn eerste film, omdat hij veel positieve reacties kreeg.
Lernen beginnen
kontynuacja (np. filmu)
de werkgelegenheid
Er is veel werkgelegenheid voor leraren op middelbare scholen, dus je vindt snel een baan.
Lernen beginnen
Szansa na prace/zatrudnienie
doordeweeks
Lernen beginnen
w ciągu tygodnia
gedeeltelijk
Jing heeft het formulier gedeeltelijk ingevuld. Ze heeft nog niks ingevuld bij adres en telefoonnummer.
Lernen beginnen
częściowo (np. wypełnić formularz)
in het algemeen
Eva is in het algemeen een gezonde vrouw maar ze wordt wel snel verkouden.
Lernen beginnen
ogólnie (in general)
uit elkaar halen
Marisol gaat verhuizen. Ze haalt de kast uit elkaar en pakt alle onderdelen apart in.
Lernen beginnen
rozbierać na części (np. szafę)
afslaan (rechts/links)
Als je bij de supermarkt rechts afslaat, komm je in mijn straat.
Lernen beginnen
skręcać (w prawo/w lewo) np. samochodem
de kruising
Lernen beginnen
skrzyżowanie
opeens
Ik word opeens duizelig: ik heb te weinig gegeten vanochtend.
Lernen beginnen
nagle (np. poczuć się źle)
de bocht
De weg gaat hier met een bocht naar links.
Lernen beginnen
zakręt; krzywa (np. na drodze)
de botsing
Op dat gevaarlijke kruispunt was een botsing tussen twee auto's.
Lernen beginnen
wypadek; stłuczka (np. samochodowa)
van plan zijn om ... te
Ali is van plan om binnenkort de badkamer op te knappen.
Lernen beginnen
mieć plan; zamierzać coś zrobić (np. kupić nowy dom)
de voetganger
Lernen beginnen
pieszy
naakt
Lernen beginnen
nagi
het orkest
Lernen beginnen
Orkiestra
de trommel
Lernen beginnen
perkusja
bestaan uit
Het land Indonesie bestaat uit meer dan 17.000 eilanden.
Lernen beginnen
składać się z czegoś
het hebben over
We hebben het de hele avond al over het klimaat. Nu is het tijd voor een ander onderwerp.
Lernen beginnen
rozmawiać o czymś
beledigen
Ik heb Nahom beledigd: ik heb gezegd dat zijn vrouw te dik is.
Lernen beginnen
obrazić (kogoś)
aan het woord laten
Aster blijft maar praten en ze laat niemand anders aan het woord.
Lernen beginnen
dopuścić do głosu
zich afvragen of
Koen vraagt zich af of hij al naar huis mag.
Lernen beginnen
Zastanawiać się; pytać siebie czy
beweren dat
Samme beweert dat ze twintig talen spreekt maar ik geloof haar niet.
Lernen beginnen
twierdzić, że
tegenkomen
Gisteren kwam ik een collega tegen in de supermarkt en we maakten even een praatje.
Lernen beginnen
natknąć się, natrafić (na kogoś)
terechtkomen
Tijdens het spelen is de voetbal in de vijver terechtgekomen.
Lernen beginnen
gdzieś skończyć np. na ulicy (z ang. to end up)
uitsluitend
Heeft Aron geen slechte eigenschappen of zo? Ik hoor uitsluitend goede dingen over hem.
Lernen beginnen
wyłącznie (np. mieć wyłącznie dobre cechy)
de berm
De bestuurder van een bus is tegen een auto gereden. De auto kwam naast de weg in de berm terecht.
Lernen beginnen
pobocze (na drodze)
oplichten
Ik be opgelicht! Ik heb een tweedehands telefoon gekocht via internet, maar ik heb hem nooit gekregen.
Lernen beginnen
oszukać
de straling
De straling van de zon zorgt voor licht en warmte, maar kan ook slecht zijn voor je huid.
Lernen beginnen
promieniowanie
aansteken
Het is niet makkelijk om een barbecue aan te steken, als het hard waait.
Lernen beginnen
zapalić (np. papierosa)
bewaken
De woning van de koning en de koningin wordt altijd bewaakt door beveiligers.
Lernen beginnen
chronić
bijdragen aan
Felix wil graag iets bijdragen aan de samenleving. Daarom doet hij vrijwilligerswerk.
Lernen beginnen
przyczynić się do / złożyć się
gemeenschappelijk
De woonkamer en keuken in dit appartement zijn gemeenschappelijk: je deelt ze met andere bewoners.
Lernen beginnen
wspólny (np. pokój w domu)
aanhouden worden
Een man uit Breda werd gisteravond aangehouden door politie vanwege een inbraak bij een telefoonwinkel.
Lernen beginnen
zostać zatrzymanym (np. przez policję)
zich gedragen
Mijn kinderen gedragen zich meestal heel netjes, als ze in de buurt van andere mensen zijn.
Lernen beginnen
zachowywać się
het geweld
Lernen beginnen
przemoc
de reiziger
Lernen beginnen
podróżnik
de bestemming
Deze trein heeft als bestemming Duitsland.
Lernen beginnen
cel podróży
bevatten
Sinaasappels zijn gezond want ze bevatten veel vitamine C.
Lernen beginnen
zawierać (np. witaminę C)
leiden tot
Het ongeluk leidde tot een lange file op de A2.
Lernen beginnen
prowadzić do (np. śmierci)
reinigen
Zora reinigt haar gezicht voordat ze gaat slapen: ze verwijdert alle make-up en wast het met zeep.
Lernen beginnen
oczyszczać (np. twarz z makijażu)
de klink
Lernen beginnen
klamka (od rzwi)
niezen
Lernen beginnen
kichać
je neus snuiten
Lernen beginnen
wydmuchać nos
zich verspreiden
Lernen beginnen
rozprzestrzeniać (np. wirusa)
aarzelen
Olga aarzelt om antwoord te geven op de vraag van de docent. Ze is bang om fouten te maken.
Lernen beginnen
wahać się; niezdecydowanie
handelen
Tijdens een gevaarlijke operatie moet de dokter heel nauwkerig handelen.
Lernen beginnen
działać (np. działać pewnie podczas operacji)
kalmeren
Alex probeert zijn dochter te kalmeren als ze zich agressief dedraagt.
Lernen beginnen
uspokajać
de voorbijganger
Lernen beginnen
przechodzień
achterop
Het nadeel van een kind achterop de fiets is dat je het niet ziet.
Lernen beginnen
z tyłu; za sobą (np. z tyłu samochodu)
de deuk
Er zit een deuk in mijn auto, omdat ik tegen een lantaarnpaal ben gereden.
Lernen beginnen
wgniecenie (np. w samochodzie)
de snee
Hau heeft met een mes in zijn vinger gesneden. Het is gelukkig geen diepe snee.
Lernen beginnen
przecięcie, cięcie
uitkijken
Aron kijk altijd goed uit voordat hij de weg oversteekt.
Lernen beginnen
patrzeć; sprawdzać (np. ulice podczas przechodzenia)
de beet
Lernen beginnen
ugryzienie
de breuk
Ik heb mijn arm gebroken. Om de breuk te laten genezen, zij mijn arm nu in het gips.
Lernen beginnen
złamianie
hevig
Het regende zo hevig dat het dak begon te lekken en de zolder helemaal nat was.
Lernen beginnen
intensywnie (np. padać)
vermoeden
Ik weet het niet zeker, maar ik vermoed dat mijn zoon schulden heeft.
Lernen beginnen
podejrzewać coś
zorgwekkend
Mijn oma ligt in het ziekenhuis. Haar situatie is zorgwekkend. Ik ben bang dat ze niet meer veter wordt.
Lernen beginnen
niepokojący
bedekken
De straten zijn bedekt et een dikke laag sneeuw.
Lernen beginnen
pokrywać (np. ulicę)
bewusteloos
Lernen beginnen
nieprzytomny
het bot
Lernen beginnen
kość
scheuren
Ik scheur de bladzijde met de puzzel uit de krant, zodat in de trein de puzzel kan maken.
Lernen beginnen
drzeć (np. kartę papieru)
stikken
Lernen beginnen
dławić się
de verpakking
Op de verpakking staat hoeveel koekjes erin zitten.
Lernen beginnen
opakowanie
de wond
Lernen beginnen
rana
zich vergissen
Nina woont op nummer 24. O nee, Ik vergis me, ze woont op 26.
Lernen beginnen
mylić się
de zool
Lernen beginnen
podeszwa
afbreken
Door de hevige storm is een grote tak van de boom afgebroken. Die ligt nu op de grond.
Lernen beginnen
rozpadać się (np. stary dom)
de afzuigkap
Lernen beginnen
okap kuchenny
beschadigen
Lernen beginnen
uszkodzić
de driehoek
Lernen beginnen
trójkąt
klem zitten
Kaarlijk wilde de bus halen en sprong naar binnen, maar toen zat ze kle tussen de deur.
Lernen beginnen
utknąć; zablokować się (np. w drzwiach)
scheef
Deze lantaarn staat scheef, want er is een auto tegenaan gereden.
Lernen beginnen
krzywo (z ang. crooked)
stappen (in)
Lernen beginnen
wsiadać (np. do samochodu)
versleten
Eenversleten fietsband kan glad zijn. Daarom moet je hem vervangen door een nieuwe.
Lernen beginnen
zużyte (np. opony)
de vorm
Welke vorm heeft jouw tafel? Is hij rond of vierkant?
Lernen beginnen
kształt
het infuus
Lernen beginnen
kroplówka
de kooi
Lernen beginnen
klatka
het riool
Lernen beginnen
kanał ściekowy
de schoorsteen
Lernen beginnen
komin
de spuit
Lernen beginnen
strzykawka
de struik
Lernen beginnen
krzak
de draaideur
Lernen beginnen
drzwi obrotowe
het hoogtepunt
Het hele feest was erg gezellig, maar het hoogtepunt was dat we met zijn allen stonden te dansen.
Lernen beginnen
główna atrakcja; wisienka na torcie
het leven kosten
Lernen beginnen
kosztować życie
het leed
Er is zoveel leed in deze wereld. Als Olga naar het nieuws kijkt, wordt ze altid heel verdrietig.
Lernen beginnen
cierpienie
verdrinken
Lernen beginnen
topić się (np. w morzu)
beademen
Lernen beginnen
pomagać w oddychaniu (o pacjencie)
de borstkas
Lernen beginnen
klatka piersiowa
bloot
Lernen beginnen
goły
knijpen
Knijp je neus dicht, want het stinkt hier.
Lernen beginnen
ściskać (np. nos bo śmierdzi)
een elektrische schok
Lernen beginnen
porażenie prądem
de diefstal
Lernen beginnen
kradzież
het ongedierte
We hadden een tijdje last van ongedierte in de keuken.
Lernen beginnen
robactwo
overige
Het antwoord op de meeste vragen vindt u op onze website. Voor overige vragen kunt u contact opnemen met de klanten service.
Lernen beginnen
inne; ogólne (np. pytania)
de staat
Het winkelcentrum is in slechte staat. Daarom laat de gemeente het volgend jaar renoveren.
Lernen beginnen
stan; być w stanie (np. jakiś budynek)
de verlichting
Lernen beginnen
oświetlenie
vernielen
Vannacht is mijn fiets vernield. De lamp is kapot en de wielen zijn ernstig beschadigd.
Lernen beginnen
zniszczony; wrak
de medewerking
Ik hoop op de medewerking van buurtbewoners bij de schoonmaakactie, zodat ik het werk niet allen hoef te doen.
Lernen beginnen
współpraca
de overlast
Het koude weer veroorzaakte overlast op het spoo. Door de sneeuw konden de treinen niet rijden.
Lernen beginnen
uciążliwość (np. spowodowane przez śnieg)
de stank
Het stinkt ontzettend op straat. We vermoeden dat de stank van de fabriek komt.
Lernen beginnen
zapach
bedreigen
Een buurman heeft mij bedreigd.
Lernen beginnen
grozić
rondhangen
Op de parkeerplaats in onze buurt hangen veel jonge mensen rond. Ze roken er een sigaretje of luisteren naar muziek.
Lernen beginnen
kręcić się (np. po podwórku z kolegami)
de achterstand
Ons voetbalteam heeftde wedstrijd verloren met een achterstand van twee punten.
Lernen beginnen
zaległości (np. w płatnościach)
de bij
Lernen beginnen
pszczoła
bijhouden
Ik houd elke dag bij hoeveel water ik drink. Dan weet ik aan het eind van de dag of ik genoeg heb gedronken.
Lernen beginnen
śledzić; nadążać (np. ilość wypitej wody)
het nest
Lernen beginnen
gniazdo
de stam
Lernen beginnen
plemię
uitlenen
Lernen beginnen
wypożyczać (np. książki)
zich vermaken
Wij vermaken ons in het weekend met leuke spelletjes en films.
Lernen beginnen
dobrze się bawić
aanrijden
De man moet naar het ziekenhuis, omdat hij is aangereden door een auto.
Lernen beginnen
przejechać (np. kogoś autem)
dringend
Lernen beginnen
pilnie (np. sprawy)
in staat zijn om
Mijn broer is niet in staat om voor zichzelf te zorgen, want hij heeft een lichamelijke beperking.
Lernen beginnen
być zdolnym do (np. poruszania się po wypadku)
de spanning
De spanning bij de muzikant is groot voordat hij gaat optreden, maar tijdens het optreden voelt hij zich helemaal vrij.
Lernen beginnen
napięcie; stres
alleenstaand
Lernen beginnen
singiel; bez partnerki
de kracht
Lernen beginnen
siła
de leugen
Je moet Nahom niet geloven. Hij vertelt alleen maar leugens.
Lernen beginnen
kłamstwa
ontslagen zijn
Lernen beginnen
zostać zwolnionym (z pracy)
roddelen
Ik roddel nooit, want ik vind het niet netjes om over andere mensen te praten.
Lernen beginnen
plotkować
de aanleiding
Een kapotte rem was de aanleiding voor een bezoek aan de fietsenmaker.
Lernen beginnen
powód (np. do zmiany auta)
in je eentje
Ik werk liever in mijn eentje, dan in een team.
Lernen beginnen
samemu (np. pracować)
je eigen ding doen
Mijn vrienden gaan winkelen in Amsterdam. Ik ha niet met ze mee, want ik ga liever mijn eigen ding doen.
Lernen beginnen
robić swoje
overgaan
De dokter zegt dat de pijn na een paar dagen vanzelfd overgaat. Ik hoop dat hij gelijk heeft.
Lernen beginnen
przechodzić (np. chorobę)
zich voornemen om
Ik neem me voor om vaker naar buiten te gaan, want dat doe ik nu te weinig.
Lernen beginnen
zamierzać (np. częściej wychodzić na spacery)
eigenwijs
Lernen beginnen
uparty
jaloers zijn op
Mijn zus heeft veel talent voor tekenen. Maar ik ben niet jaloers op haar, want ik kan goed zingen en dansen.
Lernen beginnen
być zazdrosnym
de opvoeding
Het belangrijkste dat ik tijden de opvoeding heb geleerd van mijn ouders, is dat je altijd respect moet hebben voor andere.
Lernen beginnen
wychowanie
de achterklep
Lernen beginnen
tylna klapa; bagażnik (np. samochodu)
de kofferbak
Lernen beginnen
bagażnik
de laadpaal
Lernen beginnen
stacja ładująca
de motorkap
Lernen beginnen
maska samochodowa
de pijl
Om bij de uitgang te komen, moet je de witte pijlen op de groene borden volgen.
Lernen beginnen
strzałka (np. na znakach drogowych)
De schaduw
Lernen beginnen
Cień
de arbeidsvoorwaarden
Alex heeft heel goede arbeidsvoorwaarden: een goede salaris, veel vakantiedagen en een pensioenregeling.
Lernen beginnen
warunki pracy
het beleid
Lernen beginnen
polityka
de blessure
Daan gaat naar de fysiotherapeut vanwege een blessure aan zijn knie.
Lernen beginnen
kontuzja
bijwonen
Noor kan de buurtvergadering niet bijwonen, want ze moet die avond werken.
Lernen beginnen
uczęszczać (np. na spotkania)
ingaan
Mijn abonnement op de sportschool gaat op 1 maart in, dus vanaf dat moment kan ik samen met je naar de fitness.
Lernen beginnen
wchodzić w życię (np. abonament na siłownię)
zich verdedigen
Toen de baas van Olga kritiek op haar werkwijze gaf, probeerde Olga zich te verdedigen.
Lernen beginnen
bronić się
de bevolking
Lernen beginnen
populacja
het pretpark
Lernen beginnen
park rozrywki
samengevat
De directeur heeft wel een uur lang verteld over de veranderingen in het bedrijf. Samengevat: iedereen moet minder uren werken.
Lernen beginnen
podsumowując; streszczając
het uitstapje
Hua heeft zin in het uitstapje naar Leiden: hij gaat daar een dag bij een vriend op bezoek.
Lernen beginnen
podróż; wypad za miasto
het vaderland
Lernen beginnen
ojczyzna
zich verheugen op
Wij verheugen ons op het pianoconcert van onze dochter komende donderdag.
Lernen beginnen
oczekiwanie z niecierpliwością
de boswachter
Lernen beginnen
leśniczy
de bui
Lernen beginnen
nastrój
de leuning
Lernen beginnen
poręcz
de regenboog
Lernen beginnen
tęcza
de sloot
Lernen beginnen
rów
de toren
Lernen beginnen
wieża
beleven
In een pretpark kun je een leuke dag beleven.
Lernen beginnen
doświadczyć; przeżyć (np. fajny dzień)
de lol
Lernen beginnen
zabawa
plaatsvinden
Een populaire zangeres treedt binnenkort op in Nederland. Het concert vindt in Amsterdam paats.
Lernen beginnen
odbywać się (np. koncert)
de scholing
Mijn ouder hebben weinig scholing gehad, toen ze jong waren. Ze kunnen daardoor niet goed lezen en schrijven in hun moedertaal.
Lernen beginnen
szkolenia; nauka; edukacja
het bushokje
De vrouw zit in het bushokje te wachten op de bus.
Lernen beginnen
przystanek autobusowy; budka autobusowa
het naar je zin hebben
Tim heeft het naar zijn zin bij zijn nieuwe voetbalclub. Hij heeft er al veel nieuwe vrienden gemaakt en ze hebben altijd veel plezier.
Lernen beginnen
bawić się dobrze; mieć dobry czas (z ang. to have a good time)
Ik kijk ernaar uit
In de zomer ga ik vier weken naar een prachtig vakantiehuisje in Turkije. Ik kijk ernaar uit!
Lernen beginnen
nie mogę się doczekać
Ik zie ertegen op
Ik moet een presentatie geven in de klas. Daar zie ik tegen op, want ik houd niet van spreken voor een groep.
Lernen beginnen
Nie chce się tego doczekać (np. ze względu na stres)
schuilen
Zodra het begon re regenen, renden de mensen naar het winkelcentrum om binnen te schuilen.
Lernen beginnen
schronić (np. gdzieś podczas deszczu)
de tweeling
Lernen beginnen
bliźniaki
Wat een gedoe!
Ik wil een rekening openen bij de bank, maar ik moet echt vee formulieren invullen. Wat een gedoe!
Lernen beginnen
Co za kłopot!
de wekker
Lernen beginnen
budzik
de godsdienst
Weke godsdienst heb jij? Of geloof je niet in een god?
Lernen beginnen
Religia; wiara
onderscheid maken
Bij de indeling maken we geen onderscheid tussen jongens en meisjes, want we wilen gemengde teams.
Lernen beginnen
onderscheid maken; rozróżniać
toegankelijk
Dit gebouw is niet toegankelijk voor iemand in een rolstoel, want er is allen een trap bij de voordeur.
Lernen beginnen
dostępny (np. budynek)
met betrekking tot
Alle vragen met betrekking tot vakantiegeld kun je stellen aan de saarisadministratie.
Lernen beginnen
(np. wszystkie pytania) związane z
het vooroordeel
Jij denkt dat jonge mensen altijd lui zijn. Dat is een vooroordeel. Als je met jonge mensen werkt, weet je dat ze niet lui zijn.
Lernen beginnen
uprzedzenie
waardevol
Lernen beginnen
wartościowy (np. pierścionek)
het zelfvertrouwen
Lernen beginnen
pewność siebie; wysoka samoocena
het zintuig
Met je vijf zintuigen kun je voelen, horen, zien, proeven en ruiken.
Lernen beginnen
poczucie (np. węchu, smaku itp.)
zonde zijn
De computer viel uit, voordat ik mijn werk kon opslaan. Nu moet ik opnieuw beginnen. Dat is echt zonde van mijn tijde.
Lernen beginnen
wielka szkoda (np. straconego czasu)
andersom
Je moet het schilderij andersom ophangen, want nu zit de onderkant boven.
Lernen beginnen
odwrotnie; do góry nogami
bovenaan / onderdaan
Aafke staat bovenaan de lijst omdat haar naam met een A begint. Zora staat onderaan de lijst.
Lernen beginnen
na górze/dole (np. listy)
de prikkel
In de stadt zijn overal mensen, geuiden en winkels met reclameborden. Alex wordt altijd erg moe van al deze prikkels.
Lernen beginnen
bodziec
voortdurend
Veel jongeren zitten voortduren met hun telefoon te spelen, ze hebben geen tijd meer om even een praatje te maken.
Lernen beginnen
stale; non stop (np. siedzieć na telefonie)
zich op zijn gemak voelen
Laila voelt zich erg op haar gemak bij aar vriendinnen, want ze weten alles van elkaar.
Lernen beginnen
czuć się komfortowo/swobodnie (np. w kogoś towarzystwie)
het bezit
In Nederland is een verzekering verpicht als je de eigenaar van een huis of een auto bent. Je kunt ervoor kiezen om ook ander bezit te verzekeren.
Lernen beginnen
własność (np. samochód)
het gezag
De juf heeft veel gezag. Als ze 'stil' roept, stoppen alle kinderen met praten.
Lernen beginnen
autorytet
zich richten op
Sinds zin ontsag richt Tim zich voledig op het vinden van een nieuwe baan. Hij doet niets anders dan solliciteren.
Lernen beginnen
koncentrować się na czymś; iść w jakimś kierunku (np. znalezienia pracy)
opkomen voor
Laila kwam op voor haar broertje toen hij gepest werd. Ze zei tegen de pesters dat ze moesten stoppen.
Lernen beginnen
stanąć w kogoś obronie (z ang. to stand up for)
ten opzichte van
Ricardo spreekt al veel beter Nederlands ten opzichte van vorig jaar.
Lernen beginnen
w stosunku/porównaniu do (np. zeszłego roku)
de goot
Lernen beginnen
rynna
de kapstok
Lernen beginnen
wieszak na ubrania
de poster
Lernen beginnen
plakat
het schap
Lernen beginnen
półka
het schort
Lernen beginnen
fartuch
de zakdoek
Lernen beginnen
chusteczka
tegengaan
Naima gebruikt geen plastic zakjes meer, om milieuvervuiling tegen te gaan.
Lernen beginnen
przeciwdziałać (np. zanieczyszczaniu środowiska)
de toename
In het afgeopen jaar was er helaas een toename van de werkoosheid van 2,9% naar 4,6%.
Lernen beginnen
wzrost (np. bezrobocia)
verleiden
Ik ben op dieet. Dus je kunt me niet verleiden om een lekker stuk taart te eten.
Lernen beginnen
uwodzić; kusić (np. kawałkiem ciasta na diecie)
onderstrepen
Lernen beginnen
podkreślić (np. tekst w mailu)
schuin
Mijn slaapkamer is op zolder onder het schuine dak. Daardoor heb ik geen plaats voor een hoge kledingkast.
Lernen beginnen
ukośny (np. dach)
bukken
Lernen beginnen
pochylenie
glijden
Lernen beginnen
ślizgać
jagen op
Lernen beginnen
polowanie na
krabben aan
Lernen beginnen
drapać (np. kot pazurami)
likken aan
Lernen beginnen
coś lizać (np. lizaka)
smelten
Lernen beginnen
topnieć (np. lód)
snurken
Lernen beginnen
chrapanie
verdwalen
Lernen beginnen
zgubić się (np. w lesie)
zonnen
Lernen beginnen
opalanie się
de wesp
Lernen beginnen
osa
met zijn drien/vieren
Wij gaan met zijn vieren kamperen: mijn zus, mijn zwanger, mijn man en ik.
Lernen beginnen
(np. będziemy imprezować) z nami trzema/czterema
verblijven
Aster verblijft voor haar werk drie maanden in Itaie. Ze heeft daar voor die periode een huis gehuurd.
Lernen beginnen
zostawać (np. w jakimś kraju na jakiś czas)
verdubbelen
Het afgelopen jaar zijn de inkomsten van de verkoop van koekasten verdubbeld van 15 miljoen naar 30 miljoen euro.
Lernen beginnen
podwójnie; podwoić się (np. zyski)
ervan uitgaan dat
Hua heeft niet op mijn uitnodiging gereageerd, maar ik ga ervan uit dat hij naar mijn feestje komt.
Lernen beginnen
zakładać, że (np. ktoś przyjdzie na imprezę)
de tegenstander
De tegenstanders van de nieuwe wet hebben een boze brief geschreven aan de minister.
Lernen beginnen
przeciwnik (np. polityczny)
de auteur
Lernen beginnen
autor (np. książki)
beroemd
Lernen beginnen
sławny (np. pisarz)
de bouwkundige
Lernen beginnen
architekt
de pers
Lernen beginnen
prasa
eerbetoon aan
Lernen beginnen
hołd dla (np. europy)
Wil je nog iets kwijt aan?
Lernen beginnen
Czy jest coś jeszcze, co chciałbyś powiedzieć?
tranen
Lernen beginnen
łzy
meest dierbaar
Lernen beginnen
najdroższy; najcenniejszy (np. pamiątka)
in stand houden
Lernen beginnen
utrzymywać (z ang. to sustain)
afsluiting en vooruitkijken
Lernen beginnen
zamknąć (pewien rozdział) i patrzeć w przyszłość
achter de rug te zijn
Lernen beginnen
być za mną (np. jakieś wydarzenie)
voorzieningen
Dingen die voor alle mensen gemaakt zijn zoals scholen, ziekenhuizen en bussen
Lernen beginnen
Usługi, urządzenia publiczne (np. szkoły, przystanki autobusowe)
publieke omroep
De televisie- en radiozenders die betaald worden door de overheid.
Lernen beginnen
ogłoszenie publiczne (w telewizji)
ergens iets aan hebben
voordeel van iets hebben
Lernen beginnen
coś z tego mieć (z ang. to benefit)
op hang te komen
Lernen beginnen
(ciężko) wrócić do pracy (np. po przerwie)
de heggenschaar
Lernen beginnen
nożyce do żywopłotu
de heggen
Lernen beginnen
żywopłoty
klappertanden
Lernen beginnen
szczękające zęby
vogelbekdieren
Lernen beginnen
dziobaki (ptaki)
oprotten
Lernen beginnen
odpieprz się; spadaj
zonder te knipperen
Lernen beginnen
bez mrugnięcia; bez wahanbia
lokale gidsen
Lernen beginnen
lokalni przewodnicy
beganbaar te maken
Lernen beginnen
aby było dostępne (np. trasa górska)
geld schelen
Lernen beginnen
oszczędzać pieniądze
zuurstofflessen
Lernen beginnen
butle z tlenem
menselijke uitwerpselen
Lernen beginnen
Ludzkie odchody
het bestrijden
Lernen beginnen
walcząc z tym (np. problemem)
de inwoners van de gemeente
Lernen beginnen
mieszkańcy gminy
stemmen over
Lernen beginnen
głosów na temat
liggen opeens op straat
Lernen beginnen
nagle znaleźli się na ulicy
lang gekoesterde wens (van)
Lernen beginnen
długo cenione życzenie (np. aby coś dostać)
afzitten
Lernen beginnen
siadać (np. na siedzeniu w aucie)
afluisteren
Lernen beginnen
podsłuchiwanie; podsłuch
(drie) torens
Lernen beginnen
(trzy) wieże
in de verde kijken
Lernen beginnen
spoglądać w dal
afzonderlijk
Wij kunnen de organen ook afzonderlijk onderzoeken.
Lernen beginnen
oddzielnie, indywidualnie (z eng. individually)
mocno oficjalne np. w polityce
stemverheffing
Lernen beginnen
podnosić głos
huilbuien
Lernen beginnen
płaczliwy
uit bed gaan
Lernen beginnen
Wstawać z łóżka
kleren aantrekken
Lernen beginnen
ubrać się
de trap aflopen
Lernen beginnen
zejść po schodach
naar buiten lopen
Lernen beginnen
wyjść na zewnątrz
doen niet meer
Lernen beginnen
już nie działać (np. stary telewizor)
bezoek krijgen
Lernen beginnen
dostać wizytę (od znajomych)
toets maken
Lernen beginnen
zrobić test (np. w szkole z matematyki)
de deur dicht/open gaan
Lernen beginnen
zamykają się/otwierają się drzwi (np. w autobusie)
aanbellen
Lernen beginnen
dzwonić (dzwonkiem do drzwi)
voorrang geven
Lernen beginnen
dać pierwszeństwo (samochodu na ulicy)
met overmacht
Lernen beginnen
z dużą przewagą (np. wygrać wyścig)
een doodsaaie middag
Lernen beginnen
śmiertelnie nudne (popołudnie)
op kop lopen
Lernen beginnen
iść na czele (np. wyścigu w lekkoatletyce)
nieuwe inzichten
Lernen beginnen
nowe spojrzenie; perspektywa
slecht wegdek
Lernen beginnen
dziurawa droga; powierzchnia (jak w Polsce)
oplossing te bedenken
Lernen beginnen
wymyślić rozwiązanie
buiten beschouwing te nemen
Lernen beginnen
zostać zlekceważonym
het komt voor
het is daar, je kunt het daar vinden
Apen, koeien en katten zijn bekende dieren: ze komen op veel plaatsen in de wereld voor.
Lernen beginnen
(mogą) się znajdować
np. zwierzęta w jakimś miejscu
de dennenboom
Lernen beginnen
sosna
de lavendelplant
Lernen beginnen
roślina lawendy
dicht op elkaar staan
De bomen staan zo dicht op elkaar, dat eigenlijk niemand er kan komen.
Lernen beginnen
być blisko siebie (np. drzewa)
mistig
Lernen beginnen
mglisty
uitgestorven zijn
Iedereen dacht dat de paradijsvogel was uitgestorven.
Lernen beginnen
wymarły (np. gatunek ptaków)
geen last hebben van
het is geen probleem
De planten en dieren hebben dus nog weinig last van milieuvervuiling.
Lernen beginnen
nie mieć problemów (z czymś np. zanieczyszczeniem środowiska)
de hond uitlaten
Lernen beginnen
wyprowadzanie psa
zat te zijn
Hij lijkt het allemaal zat te zijn, maar zo staat zijn gezicht bijna altijd.
Lernen beginnen
mieć dość; być zmęczonym
uitstrooien
Het voer kun je uitstrooien over het oppervlak van de bodembedekking.
Lernen beginnen
rozrzucać, rozpraszać (np. brokat na ciało)
om tegenaan te zeiken
Lernen beginnen
narzekać na; jęczeć na (coś)
z eng. to whine at
planten vertrappen
Lernen beginnen
deptać rośliny
zich misdragen
Lernen beginnen
źle (lub niewłaściwie) się zachowywać
broeden
Lernen beginnen
wysiadywać (np. ptaki swoje jaja)
gebieden te afzetten
Lernen beginnen
odgradzanie obszarów (np. rezerwatu przyrody)
verstoord worden
Lernen beginnen
mieć zakłócony spokój
de brand te blussen
Lernen beginnen
gasić pożar (ogień)
moeras
Lernen beginnen
bagno
de kriebelhoest
Lernen beginnen
łaskotliwy kaszel
de diarree
Lernen beginnen
biegunka
de verstopping
Lernen beginnen
zaparcie, zatwardzenie
de vezels
Lernen beginnen
włókna
het laxeermiddel
Lernen beginnen
środek przeczyszczający (żeby robić kupę)
suf (sufheid)
Lernen beginnen
senny (senność)
borstvoeding geven
Lernen beginnen
karmić piersią
moeilijk te bevatten
Lernen beginnen
trudne do zrozumienia (np. prędkość światła)
afgevaardigden
Lernen beginnen
delegaci (w polityce)
toneelstukje opvoeren
Lernen beginnen
przedstawienie, pokaz (w negatywnym znaczeniu)
z eng. charade; little show
uit de maat (klappen)
Lernen beginnen
nie do rytmu (np. klaskanie)
de economie kwakkelt
Lernen beginnen
gospodarka słabnie, marnieje
slabakkende economie
Lernen beginnen
powolna gospodarka (kraju)
persconferentie houden
Lernen beginnen
zorganizować konferencję prasową
de rugzak afpakken
Lernen beginnen
zabierać (komuś) plecak
het strafkamp
Lernen beginnen
zakład karny
wegduwen
Lernen beginnen
odepchnąć
z ang. to push away
de geiser
Lernen beginnen
gejzer
shirt binnenstebuiten dragen
Lernen beginnen
nosić koszulkę na lewą stronę
shirt achterstevoren dragen
Lernen beginnen
nosić koszulkę odwrotnie (metką z przodu)
De emmer die de druppel deed overlopen
Lernen beginnen
Przelać czarę goryczy
doorpraten
Alles wat hij doet is doorpraten over klassieke films, en het is zo vervelend.
Lernen beginnen
ciągle mówić i mówić
z ang. keep talking / go on and on
in de ijskast zetten
Ik kan mijn carrière niet in de ijskast zetten voor Jason.
Lernen beginnen
zawiesić jakieś działanie (np. w karierze)
z eng. hold until it's convenient / to put on hold
koerswijzing
Misschien moet je een koerswijziging overwegen.
Lernen beginnen
zmiana kursu (np. w życiu)
compromissen sluiten
Lernen beginnen
iść na kompromisy
met elkaar verder kunnen
Lernen beginnen
móc kontynuować razem (np. pracę)
gestoeld zijn op
Lernen beginnen
opierać się na (np. tolerancji i szacunku)
tot op de dag van
Lernen beginnen
aż do dnia
aansprakelijk te voorstellen
Lernen beginnen
zostać pociągniętym do odpowiedzialności
met elkaar aan de stok hebben
Lernen beginnen
mieć ze sobą kość niezgody
hub functie
knooppunt voor passagiers
Hub functie van Schiphol.
Lernen beginnen
funkcja łącznika/bufora (np. przesiadek na lotnisku)
krijsend kind
Lernen beginnen
krzyczące dziecko
met verbazing naar kijken
Lernen beginnen
patrzeć ze zdumieniem (np. na kogoś)
omstandigheden
Lernen beginnen
okoliczności
te zwoegen
Je lijkt al uren te zwoegen.
Lernen beginnen
harować (np. w pracy)
z eng. to labor
onder de pet houden
Lernen beginnen
trzymać w tajemnicy
de loopband
Lernen beginnen
bieżnia
tegen de richting te lopen
Lernen beginnen
iść pod prąd
uitstapje maken naar
Lernen beginnen
wybrać się na wycieczkę
nieuwe wet aannemen
Lernen beginnen
przyjąć nowe prawo
de waterleiding
Lernen beginnen
rura wodna
het was alleen weggelegd voor mannen
alleen mannen mochten het
Lernen beginnen
to było tylko (przeznaczone) dla mężczyzn
z eng. it was for men only
de strijd aangaan
voor iets gaan vechten
Lernen beginnen
przystąpić do bitwy
z eng. to start a fight for something
het vrouwenkiesrecht
Lernen beginnen
prawo wyborcze kobiet
omkopen
Lernen beginnen
(kogoś) przekupić
het sprookjes
Lernen beginnen
bajki
grimmig
Lernen beginnen
ponury, smutny
het boertje laten
Lernen beginnen
beknąć sobie
mortier
Lernen beginnen
moździerz
schendingen van de mensenrechten
Lernen beginnen
Łamanie praw człowieka
slordig
Lernen beginnen
niechlujny
dobbelstenen
Lernen beginnen
kostka do gry
autoluw
Lernen beginnen
(strefa) bez samochodu
z eng. car-free
doel te bereiken
Lernen beginnen
osiągnąć cel
laten opkomen
Lernen beginnen
niech się wzniesie
allernieuwste
Lernen beginnen
najnowszy; najbardziej aktualny
z eng. the latest
ontmoedigen
Lernen beginnen
zniechęcać
letterlijk
Lernen beginnen
dosłownie
z eng. literally
de slagbomen
Eigen afgesloten parkeerplaats via slagbomen op buitenterrein.
Lernen beginnen
barierki (np. drogowe)
snel aan voorbij rijden
Lernen beginnen
przejedź szybko
aan voorbij rijden
Lernen beginnen
mijać; przejeżdzać obok (np. jakiegoś budynku)
z eng. to pass by / to drive by
maas in de wet
Lernen beginnen
luka w prawie
dalen
Lernen beginnen
zmniejszać (np. o 70%)
przeciwieństwo stijgen
de rol terugdringen
Lernen beginnen
zmniejszać role (np. samochodów w społeczeństwie)
de kern
Lernen beginnen
rdzeń; jądro (np. w atomie)
duizenden jaren beward worden
Lernen beginnen
zachować przez tysiące lat (np. odpady radioaktywne)
smeken
Lernen beginnen
błagać (np. o litość)
pauze in te lassen
Lernen beginnen
zrobić przerwę
z eng. to take a break
verslagen worden
Lernen beginnen
zostać pokonanym (np. podczas wojny)
vliegtuig gekaapt
Lernen beginnen
porwany samolot
afgebeld worden
Lernen beginnen
zostać przezwanym (np. od psa)
daadwerkelijk (werd vermoord)
Lernen beginnen
w sumie; właściwie (został zamordowany)
ondenkbaar worden
Lernen beginnen
stać się nie do pomyślenia
vermoeden
Lernen beginnen
podejrzewać
z eng. to suspect
in te perken
Lernen beginnen
ograniczać
iets van zijn reputatie te redden
Lernen beginnen
aby ocalić część swojej reputacji
oftewel
Lernen beginnen
innymi słowy
voorgaande jaren
Lernen beginnen
poprzednie lata
uit de hand lopen
Lernen beginnen
wychodzi poza kontrolę
gruwelijk
Lernen beginnen
okropny
lekker voordelig
Lernen beginnen
ładne i niedrogie (np. ubranie)
schuiven op
Lernen beginnen
podnieść
spoorbaan
Lernen beginnen
popędzać
als je het zo bekijkt
Lernen beginnen
jeśli tak na to spojrzeć
met elkaar zitten te praten
Lernen beginnen
siedzimy i rozmawiamy ze sobą
trekkerrijbewijs
Lernen beginnen
uprawnienia na ciągnik
de regenpijp
Lernen beginnen
rura przeciwdeszczowa
moederziel allen lopen
Lernen beginnen
chodzić zupełnie samemu (np. po lesie)
met conclusies te komen
Lernen beginnen
wysuwać wnioski
het raadsel
Lernen beginnen
zagadka; łamigłówka
z eng. mistery
wijsheid
Lernen beginnen
mądrość
helmplicht
Lernen beginnen
wymóg kasku (np. na rowerze)
(extra suiker) bijdoen
Lernen beginnen
dodać (np. dodatkowy cukier)
gaat je niks aan
Lernen beginnen
nie twój interes
de slotjesbeugel
Lernen beginnen
aparat ortodontyczny
zorgen ervoor
Lernen beginnen
zapewnić (np. że aparat naprostuje zęby)
goed op elkaar passen
Lernen beginnen
dobrze do siebie pasować (np. w związku)
gebit
Lernen beginnen
zęby
Slotjes
Lernen beginnen
Zamki
vastzitten
Lernen beginnen
tkwić; trzymać się (np. aparat na zębac)
aan de buitenkant te zitten
Lernen beginnen
znajdować się na zewnątrz
z eng. on the outside
daarvan kan je
Ik plaats daarvan kan je dit gebruiken.
Lernen beginnen
w tym wypadku, możesz
z eng. instead, you can
You can just use this instead.
er gaat heel wat aan vooraf
er is al veel gedaan, er is al veel gebeurd
'Er gaat heel wat aan vooraf, maar het kan wel.'
Lernen beginnen
wiele jeszcze musi się stać
z eng. A lot of work needs to be done
verpakken
in een doos, een pak of in plastic doen
Lernen beginnen
pakować
z eng. to pack
vervoeren
naar een andere plaats brengen, bijvoorbeeld met een vrachtauto
Lernen beginnen
transportować (np. coś lub kogoś z jednego miejsca do innego)
z eng. to transport
schadelijke stoffen
dingen die ongezond zijn om in te ademen of die slecht zijn voor de natuur
Lernen beginnen
szkodliwe substancje (np. w powietrzu)
de mest
poep van bijvoorbeeld koeien
Lernen beginnen
obornik
dan loop je kans om ... te...
Lernen beginnen
wtedy ryzykujesz...(wtedy masz szanse...) np. żeby zachorować
neem bijvoorbeeld
Lernen beginnen
weź na przykład
verwaarloosd te zijn
Lernen beginnen
zostać zaniedbanym (np. piesek)
vertouwen hebben in
Lernen beginnen
mieć zaufanie do (pewność, że np. ktoś wygra)
kneden een deeg
Lernen beginnen
ugniatać ciasto
op de meest opmerkelijke maneer
Lernen beginnen
w najbardziej niezwykły sposób (np. zrobić pizze)
graven een kuil
Lernen beginnen
wykopać dziurę (np. piasku)
zand (overheen) vegen
Lernen beginnen
zamiatać piasek (wokół)
roofdieren
Lernen beginnen
drapieżniki
verplaatsen naar
Lernen beginnen
przenieść coś gdzieś indziej
(niet) in het zonlicht te komen
Lernen beginnen
(nie) wychodzić na światło słoneczne
felle kleuren
kleuren die je goed ziet
Lernen beginnen
żywe kolory
weilanden
stukken land met gras
Lernen beginnen
pastwiska
uitvouwen
openmaken, openvouwen
De luchtballon wordt eerst helemaal uitgevouwen.
Lernen beginnen
rozkładać, rozpościerać (np. namiot)
opblazen
lucht in de ballon pompen
Daarna is het tijd om de ballon op te blazen.
Lernen beginnen
dmuchać np. powietrze do balonua
landen
terug op de grond komen
Lernen beginnen
lądować (np. balonem)
opstijgen
omhoog gaan
Lernen beginnen
lecieć w górę (np. balonem)
een rieten mand
Lernen beginnen
wiklinowy kosz
in de lucht gaan
Lernen beginnen
wylecieć w powietrze (np. balonem)
de luchtballon
Lernen beginnen
balon (na ogrzewane powietrze)
van de grond loskomen
Lernen beginnen
podnieść się z ziemi (np. szybowiec)
een seintje geven
iets zeggen, een signaal geven
Daarom wordt de rieten mand vastgehouden totdat de piloot een seintje geeft.
Lernen beginnen
dać sygnał (np. aby wejść na pokład)
de richting bepalen
Lernen beginnen
określić kierunek (np. wiatru)
voor mensen bedoeld te zijn
Lernen beginnen
być przeznaczonym dla ludzi
hond strelen
Lernen beginnen
głaskać psa
de wachtzaal
Lernen beginnen
poczekalnia
Som jij dat nog eens op?
Lernen beginnen
Podsumujesz to jeszcze raz?
Jij begint er maar beter meteen aan
Lernen beginnen
Lepiej zacznij od razu
water spilen
Lernen beginnen
rozlać wodę
boottocht
Lernen beginnen
wycieczka łodzią
wespennest
Lernen beginnen
gniazdo os
klimmuur
Lernen beginnen
ścianka wspinaczkowa
huiskleed
Lernen beginnen
dywanik domowy; dywan
melkkan
Lernen beginnen
dzbanek na mleko
achterruit
Lernen beginnen
tylne okno
gijzelaars
Lernen beginnen
zakładnicy
Het ontroert me.
Lernen beginnen
To mnie porusza/wzrusza.
gegijzeld worden
Lernen beginnen
być przetrzymywanym jako zakładnik
op de vlucht moeten
Lernen beginnen
musieć uciekać (np. z kraju przed wojną)
een ellendige situatie
Lernen beginnen
beznadziejna sytuacja (np. w iraku)
een deal oversluiten
Lernen beginnen
zawrzeć umowę (np. między stronami)
de toetsenist
Lernen beginnen
klawiszowiec (na pianinie)
opgericht worden
Lernen beginnen
zostać założonym (np. klub piłkarski)
goed invallen
Lernen beginnen
dobrze się wpasować (np. w grupie)
de traditie voorzetten
Lernen beginnen
kontynuować tradycję
alles bij elkaar komen
Lernen beginnen
wszystko się łączy (np. instrumenty na scenie)
overhand spelen
Lernen beginnen
grać na przewadze (np. w koszykówce)
rust uitstralen
Lernen beginnen
promieniować spokojem (np. w obronie w piłce nożnej)
hoewel
Hoewel het regent, ga ik toch naar buiten
Lernen beginnen
chociaż, mimo że
Mimo, że pada wciąż idę na dwór. / Although it is raining, I am still going outside.
uitdrukkelijk
Lernen beginnen
wyraźnie
np. na wyraźne życzenie
het CV vernieuwen
Lernen beginnen
odświeżać CV
Onlangs heb ik een situatie meegemaakt.
Lernen beginnen
Ostatnio doświadczyłem pewnej sytuacji.
Het klinkt alsof je er goed over hebt nagedacht.
Lernen beginnen
Wygląda na to, że poświęciłeś temu wiele uwagi.
Wat valt je het meest op?
Lernen beginnen
Co Cię najbardziej uderza? Co zwróciło najbardziej twoją uwagę?
weetjes uit de wereld
Lernen beginnen
fakty/ciekawostki ze świata
blootstelling aan de taal
Lernen beginnen
ekspozycja na język obcy
Dat is een slimme aanpak!
Lernen beginnen
To jest mądre podejście!
woordenschat uit te breiden
Lernen beginnen
poszerzyć słownictwo
Dat kan ik me goed voorstellen.
Je hebt het druk met schoolwerk, dat kan ik me goed voorstellen.
Lernen beginnen
Mogę to sobie wyobrazić.
Vertel me er eens
Vertel me er eens meer over jouw hobby's.
Lernen beginnen
Opowiedz mi o tym (np. o hobby)
op het oog hebben
Ze heeft een paar interessante boeken op het oog hebben voor haar volgende leeslijst.
Lernen beginnen
mieć na oku (np. interesującą książkę)
Ona ma kilka interesujących książek na oku na swojej liście do przeczytania.
solliciteren naar
Lernen beginnen
ubiegać się o (pracę)
nieuwe richtingen overwegen
Lernen beginnen
rozważyć nowe kierunki (np. w karierze)
aantrekken
Lernen beginnen
przyciągać
z eng. to pull
met een knuisje geboren te zijn
Lernen beginnen
urodzić się z kostką
ergens haken blijven
Lernen beginnen
gdzieś utknąć
afhalen
Je kunt het pakket morgen afhalen bij het postkantoor.
Lernen beginnen
odebrać np. paczkę z poczty
Możesz odebrać paczkę jutro na poczcie.
omgezet worden naar
De energie is omgezet in elektriciteit.
Lernen beginnen
zostać przekształcony/przekonwertowany np. energia w elektryczność
Energia została przekształcona w elektryczność.
strakker zitten
De broek zit strakker dan ik had verwacht.
Lernen beginnen
leżeć ciasno na ciele np. spodnie
Spodnie są bardziej ciasne niż się spodziewałem
Wie dit voor het eerst ziet
Wie dit voor het eerst ziet, denkt misschien dat het een grap is.
Lernen beginnen
Ci, którzy widzą to po raz pierwszy
Ci, którzy widzą to po raz pierwszy, mogą pomyśleć, że to żart.
Ik zie daar niet zwaar mee
Ze zijn samen met de andere kinderen en ik zie daar niet zwaar mee.
Lernen beginnen
Nie widzę w tym żadnego problemu
Są razem z innymi dziećmi i nie widzę w tym nic trudnego.
de cigaretten uitzetten
Ze zetten de cigaretten er niet uit.
Lernen beginnen
gasić papierosy
Nie gaszą papierosów.
het roken afkeuren
Veel mensen het roken afkeuren, omdat het ongezond is
Lernen beginnen
potępiać palenie papierosów
Wiele osób nie pochwala palenia, ponieważ jest ono niezdrowe.
redenering
Zijn redenering was logisch en goed onderbouwd.
Lernen beginnen
rozumowanie (np. logiczne rozumowanie)
Jego rozumowanie było logiczne i dobrze uzasadnione.
een positive instelling
Je hebt een positieve instelling, dat is goed!
Lernen beginnen
pozytywne nastawienie np. do życia
Masz pozytywne nastawienie, co jest dobre!
Ik ben goedgemutst
Lernen beginnen
Jestem dobrej myśli
de aardbeving
Lernen beginnen
trzęsienie ziemi
(huizen) verwoest
Door de aardbeving waren veel huizen verwoest.
Lernen beginnen
(domy) zniszczone np. z powodu trzęsienia ziemi
onderkoel raken
Door de kou raakten veel mensen onderkoeld, en kregen bijvoorbeeld koorts en een longontsteking.
Lernen beginnen
popaść w hipotermię
warm houden
Hulpverleners deelden dekens en warme kleding uit. Ook maakten ze vuurtjes. Zo konden de mensen zich een beetje warm houden.
Lernen beginnen
trzymać ciepło np. w iglo
weken achter elkaar
In Japan sneeuwde het weken achter elkaar.
Lernen beginnen
(dziać się) tygodnie z rzędu
uitsteken boven
Lantaarnpalen staken nog maar net boven de sneeuw uit.
Lernen beginnen
wystawać powyżej (np. warstwy śniegu)
ingestort
kapot gevallen (bijvoorbeeld omdat het dak naar beneden komt)
Hun huizen waren ingestort door het dikke pak sneeuw.
Lernen beginnen
upaść/załamać się (np. dach pod naciskiem śniegu)
het vee
Lernen beginnen
bydło np. krowa/owca
rondtrekken
steeds blijven reizen
Lernen beginnen
tułać się
het zeeniveau, de zeespiegel
de hoogte van de zee
Lernen beginnen
poziom morza
kostbaar
Lernen beginnen
kosztowny
de dam
Lernen beginnen
tama
de schuif
Lernen beginnen
suwak
de neerslag
Lernen beginnen
opady atmosferyczne
in het kolkende water
En er verdrinken 1800 mensen in het kolkende water.
Lernen beginnen
w wirującej wodzie
een ramp te voltrekken
Lernen beginnen
spowodować katastrofę
een mooi streven
Drie keer per week is een mooi streven voor een goede balans tussen training en herstel.
Lernen beginnen
niezły cel/gol/ambicja (np. trenowanie 3 razy w tygodniu)
rustdagen door te brengen
Wandelen klinkt als een effectieve manier om je rustdagen door te brengen.
Lernen beginnen
spędzać dni wolne
waarmee ik kan leren
Ik heb een app waarmee ik kan onderweg leren.
Lernen beginnen
dzięki którym mogę się uczyć (wyrażenie)
beloning voor je harde werk
Dat is inderdaad een geweldig gevoel en een mooie beloning voor je harde werk.
Lernen beginnen
nagroda za (twoją) ciężką pracę
in de praktijk te brengen
Heb je al plannen om je Duitse vaardigheden in de praktijk te brengen?
Lernen beginnen
zastosować w praktyce (np. teorię języka obcego)
een band op te bouwen
Het maken van praatjes met je buren is een geweldige manier om een band op te bouwen.
Lernen beginnen
zbudować więź (np. z sąsiadami lub kolegami z pracy)
een stevige basis om de taal goed te spreken
Lernen beginnen
solidne podstawy do dobrego posługiwania się językiem
de knuffel
een speelgoeddier
De panda is een populair dier. Panda’s zie je overal: als knuffel in speelgoedwinkels, maar ook op stickers en op bekers.
Lernen beginnen
pluszak, zabawka pluszowa
in het wild (leven)
In totaal leven er nog ongeveer 1850 reuzenpanda’s in het wild.
Lernen beginnen
żyć na wolności (np. zwierzęta)
zamiast w Zoo
kringen
Een panda de donkere kringen rond zijn ogen.
Lernen beginnen
koła, kręgi (np. u pandy)
de vacht
een huid met veel haar
Je herkent de panda vooral aan zijn dikke zwart-witte vacht.
Lernen beginnen
futro
stengels
Bamboe is een plant met holle stengels.
Lernen beginnen
łodygi (np. rośliny)
kauwen
eten tussen je kiezen zacht en klein maken
Zijn gebit is heel geschikt voor het eten van bamboe, en hij heeft enorme kauwspieren.
Lernen beginnen
żuć (np. gumę)
poten
de armen/benen van een dier
Ook heeft de reuzenpanda geen vijf vingers, maar zes vingers aan zijn poten.
Lernen beginnen
nogi (u zwierząt)
duim
Lernen beginnen
kciuk
bij de geboorte
Bij de geboorte is de baby klein en kaal.
Lernen beginnen
przy urodzeniu (np. dziecka)
bos kappen
de bomen weghalen
Door het kappen van bos bleven er nog maar kleine stukjes bos over.
Lernen beginnen
wycinanie lasu
de aanleg van wegen
Materialen voor de aanleg van wegen en trottoirs en andere oppervlakken.
Lernen beginnen
budowa dróg
spoorlijnen
Hij zou een potentiëel fortuin hebben verloren met de omlegging van de spoorlijn.
Lernen beginnen
linie kolejowe
(niet) zo veel over
Omdat er nog maar heel weinig panda’s over waren, creëerde de Chinese regering in 1963 speciaal voor de reuzenpanda beschermde natuurgebieden.
Lernen beginnen
(nie) zostało tak wiele
overhoren
De leraar besloot de leerlingen te overhoren voor de toets.
Lernen beginnen
przepytać (np. uczniów)
Geen blad voor de mond nemen (idiom)
Tijdens de vergadering zei Pieter dat hij geen blad voor de mond neemt.
Lernen beginnen
Nie przebierać w słowach
Mówić dokładnie to o czym się myśli np. w pracy
onverschilling zijn en niets doen
Lernen beginnen
być obojętnym i nic nie robić
De kat uit de boom kijken (idiom)
De kat uit de boom kijken' betekent inderdaad voorzichtig zijn en eerst de situatie afwachten
Op het werk kreeg Lisa te horen dat ze de kat uit de boom moet kijken voordat ze een beslissing neemt.
Lernen beginnen
Oglądanie kota z drzewa (idiom)
zwart gat
Lernen beginnen
czarna dziura
opslokken
De oceaan kan alles opslokken wat erin valt.
Lernen beginnen
absorbować, pochłonąć
zwaartekracht
De zwaartekracht houdt ons op de grond.
Lernen beginnen
grawitacja
loopbaan ontwikkelen
Het is belangrijk om je loopbaan te ontwikkelen.
Lernen beginnen
rozwijać karierę
hogerop te komen
Ik vind het belangrijk om in de loop van de jaren binnen een bepaald bedrijf hogerop te komen.
Lernen beginnen
wznieść się wyżej (np. w pracy/karierze)
Welke haken en ogen zie je bij...
Welke haken en ogen zie je bij het vereenvoudigen van het leren van een nieuwe taal?
Lernen beginnen
Jakie pułapki i trudności widzisz przy ... (np. nauce języka)
idiom niderlandzki
erkennen
(officieel) toegeven, zeggen dat je accepteert dat iets waar is
Op 5 mei 1945 was de Tweede Wereldoorlog in Nederland afgelopen: Duitsland erkende dat het de oorlog verloren had en Nederland werd weer baas in eigen land.
Lernen beginnen
potwierdzić; ogłosić (np. zakończenie wojny)
herdenken
Op 4 mei herdenkt Nederland alle mensen die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn gestorven.
Lernen beginnen
uczcić (np. śmierć poległych żołnierzy)
gedichten
poëzie (bijvoorbeeld het gedicht hieronder op een muur in Amsterdam)
Ook worden er gedichten voorgelezen, en er worden toespraken gehouden.
Lernen beginnen
wiersze
de toespraak
als iemand spreekt voor een grote groep mensen
Lernen beginnen
przemówienie
do wielu ludzi
aan de beurt zijn
Sommige mensen gaan dood voordat ze aan de beurt zijn om geholpen te worden.
Lernen beginnen
być następnym w kolei (np. do przeszczepu szpiku)
nieren
Lernen beginnen
nerki
het hoornvlies
Lernen beginnen
rogówka oka
het weefsel
Gelijksoortige cellen in je lichaam, zoals spierweefsel, botweefsel en zenuwweefsel. Verschillende weefsels maken samen weer je organen.
Je kunt als je dat wilt ook nog aangeven welke organen of weefsels je niet wilt doneren.
Lernen beginnen
tkanka (np. tłuszczowa)
broeikaseffect
Lernen beginnen
efekt cieplarniany
zuurstof
Zuurstof hebben we nodig om te kunnen ademen.
Lernen beginnen
tlen
de overstroming
als het land onder water komt te staan
De kans op overstromingen wordt daardoor groter.
Lernen beginnen
powódź
het winnen van
het produceren
Bovendien is het winnen van kolen slecht voor het milieu.
Lernen beginnen
wydobywać (np. węgiel)
ademhalen
Mensen met astma hebben moeite met ademhalen.
Lernen beginnen
oddychać (powietrzem)
een erfelijke ziekte
een ziekte die ‘in je familie’ zit; bij de geboorte heb je al een grote kans dat je de ziekte later zult krijgen
Lernen beginnen
choroba dziedziczna
zuigen
via je mond naar binnen halen
Je zet de inhalator tegen je mond en daarna haal je diep adem. Je zuigt zo de medicijnen naar binnen.
Lernen beginnen
ssać; wsysać (np. powietrze poprzez buzie)
om beurten
We zullen samen een verhaal maken, we zullen om beurten een zin toevoegen en je kunt je eigen taal gebruiken
Lernen beginnen
na zmianę (np. tura w grze)
het genre
De film viel buiten mijn favoriete genre, maar ik vond het toch leuk.
Lernen beginnen
gatunek (np. muzyczny)
reeks
De reeks boeken die ik heb gelezen, was erg interessant. / In de wiskunde leren we over een reeks getallen en hun eigenschappen.
Lernen beginnen
seria; ciąg (np. seria książek lub ciąg cyfr)
geruststellen gevoel geven
Het kan een geruststellend gevoel geven om te weten dat je zorg verzekerd is zonder eigen risico.
Lernen beginnen
dać uspokajające uczucie (np. bo znalazło się pracę)
bij (je) behoeften aansluiten
Het is belangrijk dat lessen aansluiten bij je behoeften en interesses.
Lernen beginnen
odpowiadać (twoim) potrzebom
oefening baart kunst
Oefening baart kunst, dus blijf vooral proberen.
Lernen beginnen
praktyka czyni mistrz
geen slapende honden wakker maken
Tijdens de familiebijeenkomst besloot Maria om geen slapende honden wakker te maken door een oude ruzie opnieuw op te rakelen.
Lernen beginnen
Nie wywoływać wilka z lasu (nie prowokować; nie wszczynać kłótni)
idiom
oude ruzie opnieuw op te rakelen
Lernen beginnen
ożywić na nowo starą kłótnię
uit een winterdip te blijven
Lernen beginnen
nie dopuścić do zimowej depresji
in aanraking komen met
contact hebben met
De dagen worden steeds korter en komen we steeds minder in aanraking met daglicht.
Lernen beginnen
mieć kontakt np. ze światłem słonecznym
die erbij inschieten
die je niet meer doet
Beweging is voor veel mensen een van de eerste dingen die er bij inschieten op het moment dat het buiten kouder wordt.
Lernen beginnen
przestać coś robić
idiom/wyrażenie
zich ophopen
niet weggaan en steeds groter worden
Het zorgt ervoor dat de spanning die zich in je lijf ophoopt wegvloeit en geeft nieuwe energie.
Lernen beginnen
gromadzić; zbierać w sobie (np. stres)
bij voorkeur
dat is het beste wat je kan doen
Leg bij voorkeur de sportkleding direct naast je bed.
Lernen beginnen
w najlepszym wypadku
terugkruipen naar het bed
weer terug naar bed gaan
Denk niet na, maar begin gewoon. Dan is de kans op terugkruipen minimaal.
Lernen beginnen
czołgał się/wracać z powrotem do łóżka
wyrażenie
met name
vooral
Uit onderzoek is gebleken dat mensen – en met name vrouwen – in de winter meer slaap nodig hebben.
Lernen beginnen
w szczególności; przede wszystkim
het verschil kan oplopen tot
Het verschil kan oplopen tot 2,5 uur per nacht
Lernen beginnen
różnica może wynieść
kunstmatig licht
niet van de zon (maar van een lamp)
Lernen beginnen
sztuczne światło
vermijden
zorgen dat iets niet gebeurt of dat je iets niet doet
Probeer suiker en enkelvoudige koolhydraten (witte rijst, wit brood) te vermijden
Lernen beginnen
unikać np. słodyczy
een flinke impact
Lernen beginnen
znaczący wpływ (np. zdrowa dieta)
het kan geen kwaad om te
Het kan geen kwaad om het even te laten checken.
Lernen beginnen
to nie boli, jeśli (np. zrobisz badania)
sereen
De sereen omgeving maakte het perfect voor meditatie.
Lernen beginnen
pogodne, uspokajające (np. uspokajająca piosenka)
weekendgewoontes
Onze weekendgewoontes omvatten vaak een lange wandeling en een filmavond.
Lernen beginnen
weekendowe nawyki np. chlanie
in de zevende hemel zijn
Toen Jan hoorde dat hij de loterij had gewonnen, was hij in de zevende hemel.
Lernen beginnen
być w siódmym niebie
idiom
op de bank ploffen
Na een lange dag werken, plofte Maria op de bank.
Lernen beginnen
rzucić się na kanapę (np. po ciężkim dniu pracy)
helemaal uitgeteld zijn
Na het intensieve sporten in de sportschool, was Peter helemaal uitgeteld en viel hij meteen in slaap.
Lernen beginnen
być wyczerpanym
idiom
z eng. to be exhausted
de koe bij de horens te vatten
Toen het bedrijf in financiële problemen kwam, besloot de directeur de koe bij de horens te vatten en een nieuw strategieplan te ontwikkelen.
Lernen beginnen
wziąć byka za rogi (wyjść z inicjatywą)
idiom
een dutje doen
Na de lange ochtendwandeling besloot Sophie een dutje te doen om weer wat energie op te laden voor de rest van de dag.
Lernen beginnen
zdrzemnąć się
weer energie op te laden
Na de lange ochtendwandeling besloot Sophie een dutje te doen om weer wat energie op te laden voor de rest van de dag.
Lernen beginnen
naładować baterie (np. w ciągu dnia)
met je mond vol tanden staan
Toen zijn vrienden plotseling voor zijn deur stonden met een surprise party, stond hij met zijn mond vol tanden.
Lernen beginnen
Nie wiedzieć co powiedzieć (ze zdziwienia lub zawstydzenia)
de belediging
als iemand iets zegt of doet wat jou boos maakt
Bijna iedereen spreekt heel goed Engels, dus als iemand hoort dat ik niet zonder accent Nederlands spreek, antwoorden zij meteen in het Engels. Dat is echt een belediging.
Lernen beginnen
zniewaga
de goede woorden voor mijn gevoel te vinden
Lernen beginnen
znaleźć odpowiednie słowa (na moje uczucia; kiedy używa się języka obcego)
praten over koetjes en kalfjes
praten over onbelangrijke dingen, voor het sociale contact
Met mijn collega’s ben ik altijd klaar voor een praatje over ‘koetjes en kalfjes’.
Lernen beginnen
prowadzenie pogawędki (small talk; o dupie marynie z kolegami)
het is heel herkenbaar
iedereen begrijpt meteen wat je bedoelt
Nederlanders houden nu eenmaal van klagen, dus dat is altijd heel herkenbaar voor iedereen.
Lernen beginnen
jest bardzo rozpoznawalne (np. dana sytuacja)
Soms voel ik me alsof ik een bal in mijn keel heb.
Soms voel ik me alsof ik een bal in mijn keel heb. Ik kan niet zo snel in het Nederlands praten en er zijn zo veel woorden die ik niet ken.
Lernen beginnen
Czasem mam wrażenie, że mam piłkę w gardle
idiom
alsof hij water zag branden
De uitdrukking 'alsof hij water zag branden' betekent dat iemand heel verbaasd is, omdat water normaal gesproken niet kan branden. Het idee komt voort uit de onmogelijkheid van het fenomeen, wat verwondering of verbazing uitdrukt.
Toen ze hem vertelde dat ze de loterij had gewonnen, keek hij haar aan alsof hij water zag branden.
Lernen beginnen
Być bardzo, bardzo zdziwionym
idiom
(haar) schaapjes op het droge hebben
De uitdrukking 'haar schaapjes op het droge hebben' betekent dat iemand financieel veilig is en zich geen zorgen meer hoeft te maken over geld.
Ze heeft haar schaapjes op het droge, dus ze maakt zich geen zorgen over de toekomst.
Lernen beginnen
być bezpiecznym (finansowo) i się nie martwić
idiom
de opstand
dat je gaat vechten tegen de machthebbers (= de mensen die de baas zijn).
Hij begon een opstand tegen de koning van Spanje.
Lernen beginnen
bunt
de ketter
scheldnaam voor iemand die het verkeerde geloof heeft
Hij is een streng katholiek. Hij noemt de protestanten ‘ketters’.
Lernen beginnen
heretyk
slaan stuk
Ze slaan de beelden in de kerken stuk.
Lernen beginnen
rozbić na kawałki np. waze
heilig geloven in
met je hele hart geloven dat iets waar of goed is
Balthasar Gerards uit Frankrijk is een streng katholiek en gelooft heilig in de koning, Filips de Tweede.
Lernen beginnen
mocno wierzyć w (kogoś)
land veroveren
land in een oorlog van de andere partij afpakken
In het begin van de oorlog veroverde Spanje veel land in Nederland, maar later kreeg Nederland weer de controle over het gebied van de rivieren.
Lernen beginnen
podbić ziemię (np. podczas wojny)
oprichten
een organisatie officieel starten (vaak met een officieel document)
In 1602 werd de VOC opgericht, de Verenigde Oost-Indische Compagnie.
Lernen beginnen
zakładać (np. organizację; oficjalnie)
geld bij elkaar te leggen
Handelaren in Holland en Zeeland legden hun geld bij elkaar.
Lernen beginnen
gromadzić, zebrać pieniądze (np. na projekt lub fundusz)
z eng. to fund
de voorsprong hebben op
dat je vóór de anderen al iets weet of kan, dat je beter bent of (in de sport) meer punten hebt.
Ook in de techniek had Nederland een voorsprong op andere landen.
Lernen beginnen
mieć przewagę (np. w dziedzinie inżynierii względem innych krajów)
hout zagen
Zo kon bijvoorbeeld hout gezaagd worden voor de schepen.
Lernen beginnen
piłowanie drewna
de adel
mensen van een familie die van de koning een titel hebben gekregen: bijvoorbeeld prins, hertog of graaf. Het zijn rijke en machtige mensen. Ze hebben land, en kunnen boeren voor hen laten werken. Ook kunnen ze belasting laten betalen.
In andere landen was de adel de baas. Zij verdienden zelf vaak geen geld, maar leefden van het geld dat andere mensen, bijvoorbeeld boeren, voor hen verdienden.
Lernen beginnen
szlachta
nootmuskaat
een specerij: het poeder dat gemaakt is van een noot van een muskaatboom. Het wordt vaak gebruikt bij groente, maar ook bij koek en gebak.
Dat deed hij omdat de Banda-eilanden de enige plaats op de wereld waren waar nootmuskaat werd verbouwd.
Lernen beginnen
gałka muszkatołowa
hoogbegaafd
heel intelligent
Eise Eisinga werd in 1744 geboren. Hij was hoogbegaafd. Maar omdat zijn vader een eenvoudig beroep had, mocht hij niet naar het gymnasium.
Lernen beginnen
utalentowany; bardzo inteligentny
voorspellen
zeggen dat iets in de toekomst gaat gebeuren
Hij voorspelde dat iets vreselijks zou gebeuren.
Lernen beginnen
przewidywać
slingeren
hard gooien
De planeten en de maan zouden tegen elkaar botsen. Daardoor zou de aarde tegen de zon worden geslingerd en verbranden.
Lernen beginnen
huśtawka
in werkelijkheid
in de realiteit; niet zoals het lijkt, maar zoals het écht is
De planeten leken wel dicht bij elkaar te staan, maar in werkelijkheid zaten er tientallen of zelfs honderden miljoenen kilometers afstand tussen.
Lernen beginnen
w rzeczywistości
verlagen
lager maken
Om te beginnen verlaagde Eise het plafond in zijn woonkamer.
Lernen beginnen
obniżyć np. sufit
tegenvallen
slechter gaan dan je dacht toen je begon
Toen hij begon dacht Eise dat het werk een half jaar zou duren, maar dat viel tegen: uiteindelijk duurde het 7 jaar.
Lernen beginnen
zawieść; iść gorzej niż się wydawało
geen wonder
dat is niet vreemd
Geen wonder als je bedenkt dat Eise nog nooit een uurwerk had gebouwd, en dus eerst moest leren hoe je dat doet.
Lernen beginnen
nic dziwnego
iets ongekends
iets unieks, iets wat nog nooit gebeurd is
In 1789 gebeurde er iets ongekends in Europa: de Franse Revolutie.
Lernen beginnen
coś bezprecedensowego; niezwykłego
de oogst
het graan, de groenten en de andere planten die de boer van het land haalt
De boeren moesten belasting betalen en een deel van hun oogst afstaan.
Lernen beginnen
żniwa

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.