Czas przeszły

 0    69 Datenblatt    martynbankowska
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
odpowiedzieć
Lernen beginnen
antwoorden / antwoordde / antwoordden
zrozumieć
Lernen beginnen
begrijpen / begreep/begrepen
dzwonić
Lernen beginnen
bellen / belde / belden
zostać
Lernen beginnen
blijven / bleef / bleven
myśleć
Lernen beginnen
denken / dacht / dachten
zrobić
Lernen beginnen
doen / deed / deden
pić
Lernen beginnen
drinken / dronk / dronken
jeść
Lernen beginnen
eten / at / aten
gratulować
Lernen beginnen
feliciteren / feliciteerde / feliciteerden
jeździc na rowerze
Lernen beginnen
fietsen / fietste / fietsten
iść, jechać, mieć zamiar
Lernen beginnen
gaan / ging / gingen
dawać
Lernen beginnen
geven / gaf / gaven
mieć
Lernen beginnen
hebben / had / hadden
nazywać się
Lernen beginnen
heten / heette / heetten
słyszeć
Lernen beginnen
horen / hoorde / hoorden
kochać, lubić
Lernen beginnen
houden van / hield van / hielden van
znać
Lernen beginnen
kennen / kende / kenden
patrzeć
Lernen beginnen
kijken / keek / keken
przychodzić, przyjezdzać
Lernen beginnen
komen / kwam / kwamen
kupić
Lernen beginnen
kopen / kocht / kochten
dostać
Lernen beginnen
krijgen / kreeg / kregen
móc, potrafić
Lernen beginnen
kunnen / kon / konden
śmiać się
Lernen beginnen
lachen / lachte / lachten
kłaść, położyć
Lernen beginnen
leggen / legde / legden
Czytać
Lernen beginnen
lezen / las / lazen
kłamać
Lernen beginnen
liegen / loog / logen
leżeć
Lernen beginnen
liggen / lag / lagen
słuchać
Lernen beginnen
luisteren / luisterde / luisterden
robić
Lernen beginnen
maken / maakte / maakten
musieć
Lernen beginnen
moeten / moest / moesten
wziąć, brać
Lernen beginnen
nemen / nam / namen
jeść śniadanie
Lernen beginnen
ontbijten / ontbeet / ontbeten
porządkować, sprzątać
Lernen beginnen
opruimen / ruimde op / ruimden op
załatwiać
Lernen beginnen
regelen / regelde / regelden
jeździć
Lernen beginnen
rijden / reed / reden
wołać
Lernen beginnen
roepen / riep / riepen
wymieniać, zamieniać
Lernen beginnen
ruilen / ruilde / ruilden
sprzątać
Lernen beginnen
schoonmaken / maakte schoon / maakten schoon
pisać
Lernen beginnen
schrijven / schreef / schreven
spać
Lernen beginnen
slapen / sliep / sliepen
zamykać
Lernen beginnen
sluiten / sloot / sloten
kroić, ciąć
Lernen beginnen
snijden / sneed / sneden
bawić się
Lernen beginnen
spelen / speelde / speelden
literować
Lernen beginnen
spellen / spelde / spelden
mówić, rozmawiać
Lernen beginnen
spreken / sprak / spraken
stać
Lernen beginnen
staan / stond / stonden
kraść
Lernen beginnen
stelen / stal / stalen
prasować
Lernen beginnen
strijken / streek / streken
ciągnąć
Lernen beginnen
trekken / trok / trokken
przeprowadzać
Lernen beginnen
verhuizen / verhuisde / verhuisden
zapominać
Lernen beginnen
vergeten / vergat / vergaten
sprzedać
Lernen beginnen
verkopen / verkocht / verkochten
znaleść, uważać
Lernen beginnen
vinden / vond / vonden
pytać
Lernen beginnen
vragen / vroeg / vroegen
czekać
Lernen beginnen
wachten / wachtte / wachtten
spacerować
Lernen beginnen
wandelen / wandelde / wandelden
myć, prać
Lernen beginnen
wassen / waste / wasten
pracować
Lernen beginnen
werken / werkte / werkten
wiedzieć
Lernen beginnen
weten / wist / wisten
chcieć
Lernen beginnen
willen / wilde / wilden
mieszkać
Lernen beginnen
wonen / woonde / woonden
mówić, powiedzieć
Lernen beginnen
zeggen / zei / zeiden
stawiać, umieszczać
Lernen beginnen
zetten / zette / zetten
widzieć
Lernen beginnen
zien / zag / zagen
być
Lernen beginnen
zijn / was / waren
siedzieć, uczęszczać
Lernen beginnen
zitten, bijwonen
szukać
Lernen beginnen
zoeken / zocht / zochten
troszczyć się
Lernen beginnen
zorgen / zorgde / zorgden
pływać / pływać / pływać
Lernen beginnen
zwemmen / zwom / zwommen

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.