czasowniki rozdzielnie zlozone

 0    64 Datenblatt    pit71pl
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
włączyć
Lernen beginnen
aanzetten
włożyć (ubranie) włączyć na przykład światło
Lernen beginnen
aandoen
przybyć, przyjechać
Lernen beginnen
aankomen
proponować, zaoferowac
Lernen beginnen
aanbieden
kończyć (dokończyć)
Lernen beginnen
afmaken
zmywać naczynia
Lernen beginnen
afwassen
odebrać(coś), zabrać (na wynos)
Lernen beginnen
afhalen
odciąć
Lernen beginnen
afsnijden
uczestniczyć
Lernen beginnen
bijwonen
prowadzić na przykład notatki
Lernen beginnen
bijhouden
doplacić
Lernen beginnen
bijbetalen
rozpocząć obowiazywać
Lernen beginnen
ingaan
zapakować
Lernen beginnen
inpakken
wlać
Lernen beginnen
inschenken
Obrócić, odwrócić
Lernen beginnen
omdraaien
zginąć
Lernen beginnen
omkomen
obalić, wywrocić
Lernen beginnen
omgooien
przyjść z kimś
Lernen beginnen
meekomen
dołączyć, brać udział, robić z kims
Lernen beginnen
meedoen
zabrać ze sobą
Lernen beginnen
meenemen
pójść z kimś, towarzyszyć komuś podążać
Lernen beginnen
meegaan
wstawać
Lernen beginnen
opstaan
odebrać, podnieść
Lernen beginnen
ophalen
zadzwonić
Lernen beginnen
opbellen
przechodzić
Lernen beginnen
oversteken
przydarzyć się, spotkać kogoś
Lernen beginnen
overkomen
Omawiać, wyjasniacć naradzać się
Lernen beginnen
overleggen
wrucić
Lernen beginnen
terugkomen
oddać
Lernen beginnen
teruggeven
oddzwaniać
Lernen beginnen
terugbellen
wychodzić
Lernen beginnen
uitgaan
zdjąć, wyłączyć
Lernen beginnen
uitdoen
zapraszać
Lernen beginnen
uitnodigen
zapobiegać, wystepować
Lernen beginnen
voorkomen
przedstawić, zaproponować
Lernen beginnen
voorstellen
przewidywać
Lernen beginnen
voorspellen
wyrzucić
Lernen beginnen
weggooien
odchodzić, uciekać
Lernen beginnen
weglopen
zabierać, na wynos
Lernen beginnen
wegnemen
odejść, wyjść, wyjechać
Lernen beginnen
weggaan
robić
Lernen beginnen
doen
postawić, nastawić, położyć
Lernen beginnen
zetten
przychodzić
Lernen beginnen
komen
oferować
Lernen beginnen
bieden
robić, tworzyć
Lernen beginnen
maken
myć
Lernen beginnen
wassen
odebrać
Lernen beginnen
halen
ciąć
Lernen beginnen
snijden
trzymać
Lernen beginnen
houden
wziąć, chwycić (do ręki)
Lernen beginnen
pakken
nalewać
Lernen beginnen
schenken
wirować, obracać
Lernen beginnen
draaien
pochodzić, przychodzić, wywodzić sie
Lernen beginnen
komen
rzucać
Lernen beginnen
gooien
brać, wziąć, zabrać z...
Lernen beginnen
nemen
stać
Lernen beginnen
staan
przechodzacy, przeszywający, kłujący
Lernen beginnen
steken
kłaść
Lernen beginnen
leggen
dać
Lernen beginnen
geven
Zapraszać
Lernen beginnen
nodigen
stawiać, umieszczać, przedstawiać, zaproponowac
Lernen beginnen
stellen
zaklęcie, literować,
Lernen beginnen
spellen
iść, chodzić, spacerować, podróżować
Lernen beginnen
lopen
robić (zakupy, pranie)
Lernen beginnen
doen

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.