→ Człowiek → Start Lernen / Flashcards Herunterladen MP3

Frage		Antworten
dorosły Lernen beginnen		opgegroeid
w szczególności Lernen beginnen		met name
wyruszać Lernen beginnen		afgaan
wyłączać Lernen beginnen		uitzetten
znowu Lernen beginnen		weer
budzić się Lernen beginnen		wakker maken
przyzwyczajony Lernen beginnen		gewend
nerwowość Lernen beginnen		zenuwen
aktywny Lernen beginnen		werkzaam
taktowny Lernen beginnen		tactvol
wściekły Lernen beginnen		woedend
smutny Lernen beginnen		verdrietig
znudzony Lernen beginnen		verveeld
zaskoczony Lernen beginnen		verrast
brudny Lernen beginnen		vies
natychmiastowy Lernen beginnen		instant
skóra (materiał) Lernen beginnen		het leer
spódnice do łydek Lernen beginnen		kuitlange rokken
na pierwszy rzut oka Lernen beginnen		op het eerste oog
staroświecki Lernen beginnen		ouderwets
wygladać Lernen beginnen		eruitzien
łączyć Lernen beginnen		combineren
prosty, łatwy Lernen beginnen		eenvoudig
zakup Lernen beginnen		de aankoop
pranie Lernen beginnen		de was
nie musieć zrobić Lernen beginnen		hoeven niet te doen
musieć dopiero od Lernen beginnen		hoeven pas
musieć jedynie zrobić Lernen beginnen		hoeven maar te doen
musieć tylko zrobić Lernen beginnen		hoeven alleen te doen
coś zamocować Lernen beginnen		iets vastmaken
twardy, solidny Lernen beginnen		stevige
nakrycie głowy Lernen beginnen		Hoofdbedekking
kawałek materiału Lernen beginnen		stuk stof
zakładać Lernen beginnen		aandoen
część garderoby Lernen beginnen		kledingstuk
część Lernen beginnen		deel
dolna część nogi Lernen beginnen		onderbeen
być przykryty Lernen beginnen		bekleed worden
pasek Lernen beginnen		de riem
kurtka zimowa Lernen beginnen		de winterjas
czapka Lernen beginnen		de kap
otaczać Lernen beginnen		omgeven
otoczony przez Lernen beginnen		omgeven door
prawdziwy Lernen beginnen		echt
chechy Lernen beginnen		de eigenschappen
niektóre Lernen beginnen		sommige
mieć na myśli Lernen beginnen		bedoelen
pozostać sobą Lernen beginnen		zichzelf blijven
to jest ważne Lernen beginnen		het is van belang
zachowywać się Lernen beginnen		zich gedragen
ubierać się Lernen beginnen		zich kleden
który, która, które (de) Lernen beginnen		die
który / która / które (het) Lernen beginnen		dat
z którym (osoba) Lernen beginnen		met wie
od którego (osoba) Lernen beginnen		van wie
od którego (rzecz) Lernen beginnen		waarvan
w którym (rzecz) Lernen beginnen		waarin
do którego (rzecz) Lernen beginnen		waarnaar
którego, której (przynależność, osoba) Lernen beginnen		van wie, wiens
którego, której (przynależność, rzecz) Lernen beginnen		waarvan, wier
potrafić się dogadać Lernen beginnen		kunnen overweg
mój skarbie Lernen beginnen		mijn schatje
moja kochana, kochany Lernen beginnen		mijn liefje
pragnąć Lernen beginnen		verlangen
tęsknię za Tobą Lernen beginnen		ik mis je
gorące całusy Lernen beginnen		vurige kussen
odważyć się Lernen beginnen		durven
wtedy, gdy Lernen beginnen		toen
diabeł Lernen beginnen		de duivel
być uważany za Lernen beginnen		beschouwd worden
przyczynić się Lernen beginnen		bijdragen
Rozprzestrzenianie Lernen beginnen		de verspreiding
żeglarz Lernen beginnen		zeevarder
w konsekwencji stać się Lernen beginnen		bijgevolg worden
ekspres do kawy Lernen beginnen		de koffiezetapparaat
posłuszny Lernen beginnen		gehoorzaam
przerażony Lernen beginnen		ontzet
Skarb Lernen beginnen		de schat
obraz Lernen beginnen		het schilderij
akademik Lernen beginnen		de studentenflat
wyjaśnienie Lernen beginnen		de uitleg
wyjaśnić Lernen beginnen		uitleggen
zrozpaczony, załamany Lernen beginnen		vertwijfeld

człowiek

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.

Mehr