das Wörterbuch Brasilianisches Portugiesisch Minus niederländisch

Português brasileiro - Nederlands, Vlaams

ocupado Holländisch:

1. bezet bezet


Ik zal deze namiddag bezet zijn.
Is deze zitplaats al bezet?
Ik was bezet tijdens de week.
Op dit ogenblik is ze bezet en kan ze u niet spreken.
De vergaderzaal is juist bezet.