globott

 0    92 Datenblatt    dagazachwieja
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
Holenderski jest niezwykle łatwy do nauczenia.
Lernen beginnen
Nederlands is zo makkelijk te leren.
Czy macie ochotę wziąć taksówkę?
Lernen beginnen
Hebben jullie zin om een taxi te nemen?
Pana pomysł jest dość zły
Lernen beginnen
Uw idee is behoorlijk slecht
Ona jest bardzo miłą osobą
Lernen beginnen
Zij is een heel aardig persoon
myślę że jestem zajętą osobą
Lernen beginnen
Ik denk dat ik een druk persoon ben
Nie jeżdżę autobusem, jeśli się spieszę
Lernen beginnen
Ik neem geen bus, als ik haast heb
Którą książkę zamierza Pan przeczytać w następny weekend?
Lernen beginnen
Welk boek gaat u volgend weekend lezen?
Mamy teraz ochotę napić sie teraz piwka
Lernen beginnen
We hebben zin om nu een biertje te drinken
Czy możecie przeczytać nam poprawne słowo?
Lernen beginnen
Kunnen jullie het juiste woord voor ons oplezen?
Podoba nam się ten film, ponieważ jest dość zabawny
Lernen beginnen
We vinden dese film leuk, omdat deze best wel grappig is
Jestem tutaj
Lernen beginnen
ik ben hier
Czy mogę zapisać ich numer telefonu?
Lernen beginnen
Mag ik hun telefoonnummer opschrijven?
Nie chcę tego oglądać, bo to jest nudne
Lernen beginnen
Ik wil het niet kijken, omdat het saai is
czy to jest Pani mąż?
Lernen beginnen
is dat uw man?
wiem to
Lernen beginnen
Ik weet het
czy to Pana żona?
Lernen beginnen
is dat uw vrouw?
Nie mogę zobaczyć mostów
Lernen beginnen
ik kan de bruggen niet zien
czy ma Pan ochote zamówić pizzę?
Lernen beginnen
Heeft u zin om een pizza te bestellen?
o czym dokładnie jest ten film?
Lernen beginnen
waar gaat die film precies over?
Nie ma ochoty zamówić dla niej pizzy
Lernen beginnen
Hij heeft geen zin om een pizza voor haar te bestellen
czy to twoja córka?
Lernen beginnen
is dat jouw dochter?
idziecie do kina w najbliższy weekend?
Lernen beginnen
gaan jullie volgend weekend naar de bioscoop?
Możesz coś zrozumieć-verstaan to znaczy, że jesteś w stanie go usłyszeć i analizować to, co on powiedział.
Lernen beginnen
Je kunt iets verstaan
możesz coś zrozumieć- begrijpen to znaczy, że rozumiesz to, co ktoś ma na myśli.
Lernen beginnen
je kunt iets begrijpen
czy jesteś bardzo miłą osobą?
Lernen beginnen
ben je een heel erg aardig persoon?
uwielbiamy oglądać holenderskie filmy
Lernen beginnen
we houden ervan om nederlandse films te kijken
niestety nie mogę Panu pomóc
Lernen beginnen
helaas kan ik u niet helpen
gdzie zatrzymuje się ten autobus?
Lernen beginnen
waar stopt deze bus?
często chodzimy do kina, bo to lubimy
Lernen beginnen
we gaan vaak naar de bioscoop, omdat we er van houden
kocham psy
Lernen beginnen
ik hou van honden
Zapiszę poprawne słowo
Lernen beginnen
Ik ga het juiste woord opschrijven
Uważam, że ten film jest całkiem zabawny
Lernen beginnen
ik vind deze film best grappig
myślisz, że mój pomysł jest bardzo dobry?
Lernen beginnen
denken jullie dat mijn idee heel goed is?
obejrzę ten film w przyszły weekend
Lernen beginnen
Ik ga deze film volgend weekend kijken
mój syn nie jest gotowy na wyjazd do Niemiec
Lernen beginnen
mijn zoon is niet klaar om naar Duitsland te gaan
Chciałbym wiedzieć wszystko
Lernen beginnen
ik zou graag alles weten
on nie potrafi tego dobrze wyjaśnić
Lernen beginnen
hij kan het niet zo goed uitleggen
zostanę tutaj
Lernen beginnen
ik ga hier blijven
nie znamy serialu który Pan ogląda
Lernen beginnen
we kennen de serie die u kijk niet
Nie zamierzam tu zostać długo
Lernen beginnen
Ik ga hier niet lang blijven
możesz to tu przynieść dziś wieczorem?
Lernen beginnen
kun je het hier vanavond brengen?
on jest gotowy, ale ona jeszcze nie
Lernen beginnen
hij is klaar, maar zij nog niet
Nie znam filmu, o którym mówisz
Lernen beginnen
ik ken de film waar je over praat niet
możecie mi to kupić?
Lernen beginnen
kunnie jullie het voor mij kopen?
ta książka opowiada o dwóch psach i kocie
Lernen beginnen
dit boek gaat over twee honden en een kat
idź przedemną (w kolejce)
Lernen beginnen
Gaat u voor/ ga je voor
Mówię trochę po niderlandzku
Lernen beginnen
ik kan een beetje Nederlands spreken
możesz to wszystko zapisać?
Lernen beginnen
kan je dit allemaal opschrijven?
Zwykle oglądam ten serial codziennie
Lernen beginnen
ik kijk deze serie meestal elke dag
zazwyczaj rozmawiamy o tej serii codziennie
Lernen beginnen
meestal praten we elke dag over deze serie
Czy zazwyczaj chodzisz z nimi do kina?
Lernen beginnen
gaat u meestal met hen naar de bioscoop?
Nauczyłem się języka niderlandzkiego, ponieważ chcę pracować w Schiedam
Lernen beginnen
Ik heb Nederlands geleerd, omdat ik in Schiedam wil werken
Mam ochotę wybrać się do kina w ten weekend
Lernen beginnen
ik heb zin om dit weekend naar de bioscoop te gaan
A moje pytanie bedzie trudne
Lernen beginnen
En mijn vraag wordt moelijk
Chciałby przeczytać coś ciekawego
Lernen beginnen
Hij zou graag its interessants lezen
ale ona pojedzie autobusem
Lernen beginnen
maar zij gaat een bus nemen
Lubię czytać książki o czymkolwiek
Lernen beginnen
ik hou ervan om boeken te lezen die ergens over gaan
Zrobię to
Lernen beginnen
I ga het doen
Czy chciałbyś zostać tu dłużej?
Lernen beginnen
zou je hier graat langer blijven?
Chcę to mieć
Lernen beginnen
ik wil het hebben
zawsze jedziemy taksówką, jeśli się spieszymy
Lernen beginnen
we gaan altijd met de taxi, als we haast hebben
Pan chce to zrobić tam
Lernen beginnen
U wilt het daar doen
możesz mi powiedzieć, co oznacza to słowo?
Lernen beginnen
kunt u mij vertellen, wat dat woord betekent?
to dość trudne
Lernen beginnen
het is vrij moeilijk
moja żona jest ze mną nad kanałem
Lernen beginnen
mijn vrouw is met mij op te gracht
mają jeszcze dość czasu
Lernen beginnen
zijn hebben nog genoeg tijd
Ostatnio nie czytałem dużo
Lernen beginnen
ik heb de laatste tijd niet veel gelezen
Możesz to zrobić pojutrze
Lernen beginnen
Je kunt het overmorgen doen
Mogę przetłumaczyć to zdanie
Lernen beginnen
Ik kan deze zin vertalen
Czy możesz napisać to zdanie?
Lernen beginnen
Kunt u die zin opschrijven?
Czy mogą przeczytać to zdanie jeszcze raz?
Lernen beginnen
Kunnen ze die zin nog een keer lezen?
Przyszła sobota mi odpowiada
Lernen beginnen
Aanstaande zaterdag komt voor mij goed uit
Mogę przetłumaczyć to zdanie
Lernen beginnen
ik kan deze zin vertalen
Najbliższa sobota nie jest dla nich dobrym czasem
Lernen beginnen
Aanstaande zaterdag komt voor hen niet goed uit
Przyszła niedziela bardziej jej odpowiada
Lernen beginnen
Aanstaande zondag komt voor haar beter uit
Kiedy ci pasuje spotkać się ze mną?
Lernen beginnen
Waaneer komt het voor je beter uit om met me af te spreken?
czy zatem jest jasne?
Lernen beginnen
is het duidelijk, dan?
czy wszystko się zgadza?
Lernen beginnen
klopt het, dan?
Myślę, że wszystko jest jasne
Lernen beginnen
ik denk dat alles duidelijk is
uważamy, że to zdanie jest poprawne
Lernen beginnen
we denken dat die zin klopt
moja rodzina jest taka duża. a co z twoją?
Lernen beginnen
mijn familie is zo groot. hoe zit het met die van jou?
nasza rodzina jest taka mała. A co z Pańską?
Lernen beginnen
onze familie is zo klein. Hoe zit dat met die van u?
jego praca jest taka nudna. A co z jej?
Lernen beginnen
zijn werk is zo saai. Hoe zit dat met die van haar?
jej dom jest taki piękny. A co z jego?
Lernen beginnen
haar huis is zo mooi. Hoe zit dat met die van hem?
Myślę o Was
Lernen beginnen
Ik denk aan jullie
Myślę o tym by pojechać na wakacje
Lernen beginnen
Ik denk eraan om op vakantie te gaan
myślisz o nas?
Lernen beginnen
denk je aan ons?
Myślimy o tym, by poszukać hotelu.
Lernen beginnen
we denken eraan om een hotel te zoeken
Co będziesz robić jutro?
Lernen beginnen
Wat ga je morgen doen?
Jutro idę do pracy
Lernen beginnen
I ga morgen werken
Po pracy mam spotkanie z koleżanką.
Lernen beginnen
ik heb een afspraak met een vriend na het werk.
Co zrobiłeś wczoraj?
Lernen beginnen
Wat heb je gisteren gedaan?

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.