irregular dutch verbs

 0    174 Datenblatt    christian9
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
Groep één, (ij, e,e)
Lernen beginnen
Group one
rijden, reden, gereden
Lernen beginnen
to drive
schijnen, schenen, geschenen
Lernen beginnen
to shine
schrijven, schreven, geschreven
Lernen beginnen
to write
slijpen, slepen, geslepen
Lernen beginnen
to sharpen
sluipen, slopen, geslopen
Lernen beginnen
to sneak
smijten, smeten, gesmeten
Lernen beginnen
to throw disrespectfully
snijden, sneden, gesneden
Lernen beginnen
to cut
spijten, speten, gespeten
Lernen beginnen
to regret
stijgen, stegen, gestegen
Lernen beginnen
to rise
strijken, streken, gestreken
Lernen beginnen
to iron
begrijpen, begrepen, begrepen
Lernen beginnen
to understand
bijten, beten, gebeten
Lernen beginnen
to bite
blijken, bleken, gebleken
Lernen beginnen
to turn out to be
blijven, bleven, gebleven
Lernen beginnen
to stay
bewijzen, bewezen, bewezen
Lernen beginnen
to prove
drijven, dreven, gedreven
Lernen beginnen
to drive/float
glijden, gleden, gegleden
Lernen beginnen
to slide
grijpen, grepen, gegrepen
Lernen beginnen
to grab
knijpen, knepen, geknepen
Lernen beginnen
to pinch
kijken, keken, gekeken
Lernen beginnen
to look
krijgen, kregen, gekregen
Lernen beginnen
to get/to receive
lijden, leden, geleden
Lernen beginnen
to suffer
lijken, leken, geleken
Lernen beginnen
to seem/resemble
wrijven, wreven, gewreven
Lernen beginnen
to rub
wijzen, wezen, gewezen
Lernen beginnen
to point out
zwijgen, zwegen, gezwegen
Lernen beginnen
to keep quiet
ontbijten, ontbeten, ontbeten
Lernen beginnen
to have breakfast
overlijden, overleden, overleden
Lernen beginnen
to pass away
verdwijnen, verdwenen, verdwenen
Lernen beginnen
to disappear
vermijden, vermeden, vermeden
Lernen beginnen
to avoid
verschijnen, verschenen, verschenen
Lernen beginnen
to suddenly appear
verkrijgen, verkregen, verkregen
Lernen beginnen
to obtain
verwijten, verweten, verweten
Lernen beginnen
to accuse
Groep Twee (ie/i/ui/e, o,o)
Lernen beginnen
Group Two
schelden, scholden, gescholden
Lernen beginnen
to scold
binden, bonden, gebonden
Lernen beginnen
to bind
dringen, drongen, gedrongen
Lernen beginnen
to push (mentally)
drinken, dronken, gedronken
Lernen beginnen
to drink
dwingen, dwongen, gedwongen
Lernen beginnen
to force
glimmen, glommen, geglommen
Lernen beginnen
to shine/glossy
klimmen, klommen, geklommen
Lernen beginnen
to climb
klinken, klonken, geklonken
Lernen beginnen
to sound
krimpen, krompen, gekrompen
Lernen beginnen
to shrink
spinnen, sponnen, gesponnen
Lernen beginnen
to spin
springen, sprongen, gesprongen
Lernen beginnen
to jump
stinken, stonken, gestonken
Lernen beginnen
to stink
schrikken, schrokken, geschrokken
Lernen beginnen
to be startled
vinden, vonden, gevonden
Lernen beginnen
to find
winnen, wonnen, gewonnen
Lernen beginnen
to win
zinken, zonken, gezonken
Lernen beginnen
to sink
zingen, zongen, gezongen
Lernen beginnen
to sing
bevinden, bevonden, bevonden
Lernen beginnen
to be situated/deem
beginnen, begonnen, begonnen
Lernen beginnen
to begin
verbinden, verbonden, verbonden
Lernen beginnen
to connect
verzinnen, verzonnen, verzonnen
Lernen beginnen
to come up with
bedriegen, bedrogen, bedrogen
Lernen beginnen
to deceive
bieden, boden, geboden
Lernen beginnen
to offer/bid
genieten, genoten, genoten
Lernen beginnen
to enjoy
gieten, goten, gegoten
Lernen beginnen
to pour
kiezen, kozen, gekozen
Lernen beginnen
to choose
liegen, logen, gelogen
Lernen beginnen
to lie
verbieden, verboden, verboden
Lernen beginnen
to ban/forbid
verliezen, verloren, verloren
Lernen beginnen
to lose/be lost
buigen, bogen, gebogen
Lernen beginnen
to bend
duiken, doken, gedoken
Lernen beginnen
to dive
fluiten, floten, gefloten
Lernen beginnen
to whistle
kruipen, kropen, gekropen
Lernen beginnen
to crawl
ruiken, roken, geroken
Lernen beginnen
to smell
schuiven, schoven, geschoven
Lernen beginnen
to push/shove
sluiten, sloten, gesloten
Lernen beginnen
to close
snuiten, snoten, gesnoten
Lernen beginnen
to blow your nose
snuiven, snoven, gesnoven
Lernen beginnen
to snort
spuiten, spoten, gespoten
Lernen beginnen
to spray
schieten, schoten, geschoten
Lernen beginnen
to shoot
zuigen, zogen, gezogen
Lernen beginnen
to suck
vriezen, vroren, gevroren
Lernen beginnen
to freeze
schenken, schonken, geschonken
Lernen beginnen
to gift, to pour
smelten, smolten, gesmolten
Lernen beginnen
to melt
gelden, golden, gegolden
Lernen beginnen
to apply/be valid
treffen, troffen, getroffen
Lernen beginnen
to hit/to meet
trekken, trokken, getrokken
Lernen beginnen
to pull
vechten, vochten, gevochten
Lernen beginnen
to fight
zwemmen, zwommen, gezwommen
Lernen beginnen
to swim
zenden, zonden, gezonden
Lernen beginnen
to send
wegen, wogen, gewogen
Lernen beginnen
to weigh
scheren, schoren, geschoren
Lernen beginnen
to shave
bewegen, bewogen, bewogen
Lernen beginnen
to move
overwegen, overwogen, overwogen
Lernen beginnen
to consider
verbergen, verborgen, verborgen
Lernen beginnen
to hide
vertrekken, vertrokken, vertrokken
Lernen beginnen
to leave
Groep drie (i/e, a,e)
Lernen beginnen
Group three
bidden, baden, gebeden
Lernen beginnen
to pray
zien, zagen, gezien
Lernen beginnen
to see
zitten, zaten, gezeten
Lernen beginnen
to sit
bezitten, bezaten, bezeten
Lernen beginnen
to possess
liggen, lagen, gelegen
Lernen beginnen
to lie (down)
vergeten, vergaten, vergeten
Lernen beginnen
to forget
lezen, lazen, gelezen
Lernen beginnen
to read
meten, maten, gemeten
Lernen beginnen
to measure
treden, traden, getreden
Lernen beginnen
to step
eten, aten, gegeten
Lernen beginnen
to eat
genezen, genazen, genezen
Lernen beginnen
to heal
geven, gaven, gegeven
Lernen beginnen
to give
Groep vier (a, ie/oe/i/o,a)
Lernen beginnen
Group four
bevallen, bevielen, bevallen
Lernen beginnen
to please/give birth
blazen, bliezen, geblazen
Lernen beginnen
to blow
laten, lieten, gelaten
Lernen beginnen
to let
slapen, sliepen, geslapen
Lernen beginnen
to sleep
vallen, vielen, gevallen
Lernen beginnen
to fall
verlaten, verlieten, verlaten
Lernen beginnen
to leave/abandon
vragen, vroegen, gevraagd
Lernen beginnen
to ask
varen, voeren, gevaren
Lernen beginnen
to sail
dragen, droegen, gedragen
Lernen beginnen
to carry/wear
graven, groeven, gegraven
Lernen beginnen
to dig
slaan, sloegen, geslagen
Lernen beginnen
to shake/hit
ervaren, ervoeren, ervaren
Lernen beginnen
to experience
ontvangen, ontvingen, ontvangen
Lernen beginnen
to receive
vervangen, vervingen, vervangen
Lernen beginnen
to replace
hangen, hingen, gehangen
Lernen beginnen
to hang
vangen, vingen, gevangen
Lernen beginnen
to catch
ontstaan, ontstonden, ontstaan
Lernen beginnen
to form
staan, stonden, gestaan
Lernen beginnen
to stand
laden, laadden, geladen
Lernen beginnen
to load
Groep vijf
Lernen beginnen
Group five
bakken, bakten, gebakken
Lernen beginnen
to bake
denken, dachten, gedacht
Lernen beginnen
to think
kopen, kochten, gekocht
Lernen beginnen
to buy
lachen, lachten, gelachen
Lernen beginnen
to laugh
onderzoeken, onderzochten, onderzocht
Lernen beginnen
to examine/research
verkopen, verkochten, verkocht
Lernen beginnen
to sell
zoeken, zochten, gezocht
Lernen beginnen
to search
wreken, wreekten, gewroken
Lernen beginnen
to avenge
wassen, wasten, gewassen
Lernen beginnen
to wash
Groep zes(e, ie,o)
Lernen beginnen
Group six
bederven, bedierven, bedorven
Lernen beginnen
to spoil
helpen, hielpen, geholpen
Lernen beginnen
to help
ontwerpen, ontwierpen, ontworpen
Lernen beginnen
to design
sterven, stierven, gestorven
Lernen beginnen
to die
werpen, wierpen, geworpen
Lernen beginnen
to throw
lopen, liepen, gelopen
Lernen beginnen
to walk
breken, braken, gebroken
Lernen beginnen
to break
ontbreken, ontbraken, ontbroken
Lernen beginnen
are missing
nemen, namen, genomen
Lernen beginnen
to take
spreken, spraken, gesproken
Lernen beginnen
to speak
steken, staken, gestoken
Lernen beginnen
to sting/stab
stelen, stalen, gestolen
Lernen beginnen
to steal
Groep seven
Lernen beginnen
Group seven
bezoeken, bezochten, bezocht
Lernen beginnen
to visit
braden, braadden, gebraden
Lernen beginnen
to roast
brengen, brachten, gebracht
Lernen beginnen
to bring
doen, deden, gedaan
Lernen beginnen
to do
gaan, gingen, gegaan
Lernen beginnen
to go
hebben, hadden, gehad
Lernen beginnen
to have
heten, heetten, geheten
Lernen beginnen
to be called
houden, hielden, gehouden
Lernen beginnen
to hold
komen, kwamen, gekomen
Lernen beginnen
to come
kunnen, konden, gekund
Lernen beginnen
to be able to
moeten, moesten, gemoeten
Lernen beginnen
to have to
mogen, mochten, gemogen
Lernen beginnen
to may/to be allowed to
onthouden, onthielden, onthouden
Lernen beginnen
to remember
raden, raadden, geraden
Lernen beginnen
to guess
roepen, riepen, geroepen
Lernen beginnen
to call/shout
scheiden, scheidden, gescheiden
Lernen beginnen
to separate/divorce
scheppen, schiepen, geschapen
Lernen beginnen
to create as a god
verraden, verraadden, verraden
Lernen beginnen
to betray
verstaan, verstonden, verstaan
Lernen beginnen
to be able to make sense of language
vouwen, vouwden, gevouwen
Lernen beginnen
to fold
weten, wisten, geweten
Lernen beginnen
to know
willen, wilden, gewild
Lernen beginnen
to want
worden, werden, geworden
Lernen beginnen
to become
zeggen, zeiden, gezegd
Lernen beginnen
to say
zijn, waren, geweest
Lernen beginnen
to be
vernemen, vernamen, vernomen
Lernen beginnen
to hear about some news

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.