ksiażka

 0    36 Datenblatt    ilonalaczek
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
gratulacje
Gratulacje!
Lernen beginnen
gefeliciteerd
Gefeliciteerd!
świętuje
Lernen beginnen
viert
urodziny
Lernen beginnen
verjaardag
razem
Wieczorem idziemy razem na basen.
Lernen beginnen
samen
Vanavond gaan we samen naar het zwembad.
miło cię poznać
Lernen beginnen
prettig met je kennis te maken
wzajemnie
Lernen beginnen
elkar
właściwie
Mam angielskie imię, ale właściwie to jestem Niemcem.
Lernen beginnen
eigenlijk
Ik heb een Engelse naam maar ik ben eigenlijk Duitser.
znać
Znacie tę kobietę, która przyszła z Pieterem?
Lernen beginnen
kennen
Kennen jullie de vrouw die met Pieter is meegekomen?
od, z
Pracują od 8 do 5.
Lernen beginnen
van
Ze werken van 8 tot 5.
moja uczta
Lernen beginnen
ik trakteer
ale
Chcę, ale nie mogę.
Lernen beginnen
maar
Ik wil wel, maar ik kan niet.
biorę, weź
Weź kąpiel.
Lernen beginnen
neem
Neem een bad.
połączenie, wezwe
Lernen beginnen
roepen
kelner
Lernen beginnen
ober
zamawiać
Zamówiliście już coś?
Lernen beginnen
bestellen
Hebben jullie iets al besteld?
nazywasz to?
Lernen beginnen
zegt u het maar?
nie wiem
Lernen beginnen
ik weet het niet
Twoje zdrowie
Lernen beginnen
proost
dzięki, dziękuję
Dzięki!
Lernen beginnen
bedankt
Bedankt!
podczas
Lernen beginnen
poosje
jeszcze
Nie chcę jeszcze wstawać!
Lernen beginnen
nog
Ik wil nog niet opstaan!
Czasownik modalny slużący m.in. do wyrażania propozycji w postaci pytania.
Może zjesz coś?
Lernen beginnen
zullen
Zal je iets eten?
ten sam, ta sama, to samo
Czytam tę samą książkę co ty.
Lernen beginnen
hetzelfde
Ik lees hetzelfde boek als jij.
też / również
Powinieneś też zwiedzić katedrę.
Lernen beginnen
ook
Jij zal ook de kathedraal bezoeken.
okrągły
Lernen beginnen
rondje
zapłacić
Lernen beginnen
betaal
daj, daję
Daj mi to!
Lernen beginnen
geef
Geef dat aan mij!
ale
Chcę, ale nie mogę.
Lernen beginnen
maar
Ik wil wel, maar ik kan niet.
móc, mieć pozwolenie
Czy możemy pożyczyć twój samochód?
Lernen beginnen
mogen
Mogen we jouw auto lenen?
płacić
Lernen beginnen
afrekenen
urodziny
Lernen beginnen
jarig
o to
Poprosiłem go o to.
Lernen beginnen
daarom
Ik heb hem daarom verzocht.
inny, inna, inne
Lernen beginnen
ander
wiedzieć
Nie wiem.
Lernen beginnen
weten
Ik weet het niet.
znowu
Musimy znowu się spotkać.
Lernen beginnen
weer
We moeten elkaar weer ontmoeten.
dopiero
Jest dopiero godz. 6.
Lernen beginnen
pas
Het is pas 6 uur.

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.