→ Lekcja 2 → Start Lernen / Flashcards Herunterladen MP3

Frage		Antworten
opowiadać, Lernen beginnen		vertellen,
na ulicy Lernen beginnen		op straat
opowiedz o sobie Lernen beginnen		vertel over jezelf
nadal, ciągle Lernen beginnen		nog steeds,
teraz Lernen beginnen		nu
w sąsiedztwie Lernen beginnen		in de buurt
przy okienku Lernen beginnen		an het loket
pracownik Lernen beginnen		medewerker
już Lernen beginnen		al
dopiero Lernen beginnen		pas
jak się pan ma? Lernen beginnen		hoe gaat het met u?
jak się masz? Lernen beginnen		hoe gaat het met u?
dobrze, dziękuję. Lernen beginnen		goed, dank je.
dobrze, dziękuję a ty? Lernen beginnen		Goed, dank u. En met je?
Świetnie Lernen beginnen		prima
wspaniale Lernen beginnen		uitstekend
dość dobrze; Lernen beginnen		wel
nie dobrze Lernen beginnen		niet goed
źle Lernen beginnen		slecht
nie najlepiej Lernen beginnen		niet zo best
prosze Lernen beginnen		alstublieft
dziękuję bardzo! Lernen beginnen		dank u wel
dziękuję Lernen beginnen		bedankt
u przyjaciół Lernen beginnen		bij vrienden
jak fajnie Lernen beginnen		wat leuk
dni tygodnia Lernen beginnen		dagen van de week
w poniedziałek Lernen beginnen		op maandag
we wtorek Lernen beginnen		op dinsdag
w środę Lernen beginnen		op woensdag
we czwartek Lernen beginnen		op donderdag
w piątek Lernen beginnen		op vrijdag
w sobote Lernen beginnen		op zaterdag
w niedziele Lernen beginnen		op zondag
miesiące Lernen beginnen		maanden
styczeń Lernen beginnen		in januari
luty Lernen beginnen		in Februari
marzec Lernen beginnen		in Maart
kwiecień Lernen beginnen		in April
maj Lernen beginnen		in Mei
czerwiec Lernen beginnen		in Juni
lipiec Lernen beginnen		in Juli
sierpień Lernen beginnen		in Augustus
wrzesien Lernen beginnen		in September
październik Lernen beginnen		in Oktober
listopad Lernen beginnen		in November
grudzień Lernen beginnen		in December
pory roku Lernen beginnen		Seizoenen
wiosna, Lernen beginnen		in de lente,
lato Lernen beginnen		in de zomer
jesień Lernen beginnen		in de herfst
zima Lernen beginnen		in de winter
przed Lernen beginnen		voor
po Lernen beginnen		na
zero Lernen beginnen		nul
jeden Lernen beginnen		een
dwa Lernen beginnen		twee
trzy Lernen beginnen		drie
cztery Lernen beginnen		vier
pięć Lernen beginnen		vijf
sześć Lernen beginnen		zes
siedem Lernen beginnen		zeven
osiem Lernen beginnen		acht
dziewięć Lernen beginnen		negen
dziesięć Lernen beginnen		tien
jedenaście Lernen beginnen		elf
dwanaście Lernen beginnen		twaalf
trzynaście Lernen beginnen		dertien
czternaście Lernen beginnen		veertien
piętnaście Lernen beginnen		vijftien
szesnaście Lernen beginnen		zestien
siedemnaście Lernen beginnen		zeventien
osiemnaście Lernen beginnen		achttien
dziewiętnaście Lernen beginnen		negentien
dwadzieścia Lernen beginnen		twintig
dwadzieścia jeden Lernen beginnen		eenentwintig
trzydzieści Lernen beginnen		dertig
czterdzieści Lernen beginnen		veertig
czterdzieści pięć Lernen beginnen		vijfenveertig
sto Lernen beginnen		honderd
dwieście Lernen beginnen		tweehonderd
tysiąc Lernen beginnen		duizend
jak? Lernen beginnen		hoe?
gdzie? Lernen beginnen		waar?
co? Lernen beginnen		wat?
kto? Lernen beginnen		wie?
kiedy? Lernen beginnen		wanneer?
szafa-szafy Lernen beginnen		de kast- de kasten
rower-rowery Lernen beginnen		de fiets- de fitsen
ogród - ogrody Lernen beginnen		de tuin-de tuinen
banan- banany Lernen beginnen		de banaan- de bananen
ksiązka- ksiązki Lernen beginnen		het boek - de boeken
słowo-słowa Lernen beginnen		het woord-de woorden
pokój-pokoje Lernen beginnen		de kamer- de kamers
ciastko-ciastka Lernen beginnen		het koekje-de koekjes
dziewczynka-dziewczynki Lernen beginnen		het meisje- de meisjes
stół-stoły Lernen beginnen		de tafel- de tafels
papryka-papryki Lernen beginnen		de paprika-de paprika's
samochód-samochody Lernen beginnen		de auto- de auto's
jajko-jajka Lernen beginnen		het ei-de eieren
dziecko-dzieci Lernen beginnen		het kind-de kinderen
naród-narody Lernen beginnen		het volk-de volkeren
członek-członkowie Lernen beginnen		het lid-de leden
miasto-miasta Lernen beginnen		de stad-de steden
statek-statki Lernen beginnen		het schip-de schepen
list-listy Lernen beginnen		de brief- de brieven
dom-domy Lernen beginnen		het huis-de huizen
dzien Lernen beginnen		de dag
data urodzenia Lernen beginnen		de geboortedatum
miesiąc Lernen beginnen		de maand
rok Lernen beginnen		het jaar
lato Lernen beginnen		de zomer
ulica Lernen beginnen		de straat
przyjaciel Lernen beginnen		de vriend
tydzień Lernen beginnen		de week
adres Lernen beginnen		het adres
pora roku Lernen beginnen		het seizoen
sklep-sklepy Lernen beginnen		de winkel- de winkels
miasto-miasta Lernen beginnen		de stad-de staden
swetr-swetry Lernen beginnen		de trui-de truien
garnitur-garnitury Lernen beginnen		het pak-de pakken
spodnie-spodnie Lernen beginnen		de broek-de broeken
spudnica-spudnice Lernen beginnen		de rok-de rokken
sukienka-sukienki Lernen beginnen		de jurk-de jurken
radio-radia Lernen beginnen		de radio- de radio's
ojciec-ojcowie Lernen beginnen		de vader-de vaders
mama-mamy Lernen beginnen		de moeder-de moeders
skarpeta-skarpety Lernen beginnen		de sok-de sokken
kozak-kozaki Lernen beginnen		de laars-de laarzen
kurtka-kurtki Lernen beginnen		de jas-de jassen
czapka-czapki Lernen beginnen		de muts- de mutsen
kapelusz-kapelusze Lernen beginnen		de hoed-de hoeden
but-buty Lernen beginnen		de schoen-de schoenen
ulica-ulice Lernen beginnen		de straat- de straten
godzina-godziny Lernen beginnen		het uur- de uren
córka-córki Lernen beginnen		de dochter-de dochters
pokój- pokoje Lernen beginnen		de kamer-de kamers
iść Lernen beginnen		gaat
u Lernen beginnen		bij
sąsiedztwo Lernen beginnen		buurt
stary Lernen beginnen		oud
długi Lernen beginnen		lang
palić Lernen beginnen		roken
wąchać Lernen beginnen		ruiken
ładne Lernen beginnen		mooi
sprzątać Lernen beginnen		opruimen
pisać Lernen beginnen		schrijven
czytać Lernen beginnen		lezen
pytać Lernen beginnen		vragen
słuchać Lernen beginnen		luisteren
mówić Lernen beginnen		praten
rozmawiać Lernen beginnen		spreken
czekać Lernen beginnen		wachten
wiedzieć Lernen beginnen		weten
patrzeć Lernen beginnen		kijken
wziąść Lernen beginnen		nemen
gotować Lernen beginnen		koken
robić Lernen beginnen		maken
wynajmować Lernen beginnen		huren
trwać, zajmować czas Lernen beginnen		duren
opowiadać Lernen beginnen		vertallen

lekcja 2

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.

Mehr