→ Lekcja 3 → Start Lernen / Flashcards Herunterladen MP3

Frage		Antworten
ik ben zik Lernen beginnen		jestem chory
thuis blijven Lernen beginnen		Zostać w domu
de koorts Lernen beginnen		gorączka
de paracetamol Lernen beginnen		paracetamol
de verzekeringspas Lernen beginnen		karta ubezpieczeniowa
de verzekering Lernen beginnen		ubezpieczenie
de verpleegster Lernen beginnen		pielęgniarka
het medicijn Lernen beginnen		lekarstwo
de apotheek Lernen beginnen		Apteka
de prik Lernen beginnen		zastrzyk
de pijn Lernen beginnen		ból
de hoofdpijn Lernen beginnen		ból głowy
de warme kleren Lernen beginnen		ciepłe ubrania
in bed blijven Lernen beginnen		Zostać w łóżku
de dokter Lernen beginnen		lekarz
het onderzoek Lernen beginnen		śledztwo, badanie
de controle Lernen beginnen		kontrola
afspraak maken Lernen beginnen		Umówić się na spotkanie/ wizytę
de gezondheid Lernen beginnen		zdrowie
de zorg Lernen beginnen		opieka
de siroop Lernen beginnen		syrop
de hulp Lernen beginnen		pomoc
de operatie Lernen beginnen		operacja
de opname Lernen beginnen		nagranie, przyjęcie (pacjenta)
ik ben misselijk Lernen beginnen		jest mi niedobrze
de diarree Lernen beginnen		biegunka
de kater Lernen beginnen		Kac
de verkoudheid /koude Lernen beginnen		przeziębienie / przeziębienie
de ontsteking Lernen beginnen		zapalenie
de pillen Lernen beginnen		tabletki
de buikpijn Lernen beginnen		ból brzucha
last van mijn rug Lernen beginnen		ból pleców/ kręgosłupa
overgeven Lernen beginnen		wymiotować
kotsen Lernen beginnen		rzygać
gebroken arm/ been Lernen beginnen		złamana ręka/noga
keelpijn Lernen beginnen		ból gardła
hoesten Lernen beginnen		kaszleć
niesen Lernen beginnen		kichać
verstopte neus Lernen beginnen		zatkany nos
loop neus Lernen beginnen		Katar
bloed prikken Lernen beginnen		pobranie krwi
huiduitslag Lernen beginnen		wysypka na skórze
neus snuiten Lernen beginnen		wydmuchać nos
ik heb honger Lernen beginnen		jestem głodny
het eten Lernen beginnen		jedzenie
het restaurant Lernen beginnen		restauracja
de maaltijd Lernen beginnen		posiłek, danie
het ontbijt Lernen beginnen		śniadanie
de lunch Lernen beginnen		lunch
boodschappen doen Lernen beginnen		robić zakupy
de pauze Lernen beginnen		przerwa
de kantine Lernen beginnen		Kafeteria / stołówka
het broodje Lernen beginnen		bułka
de boterham Lernen beginnen		kanapka
de vis Lernen beginnen		ryba
het vlees Lernen beginnen		mięso
de kip Lernen beginnen		kurczak
de groente Lernen beginnen		warzywo
het fruit Lernen beginnen		owoc
de patat/ de friet Lernen beginnen		frytki/frytki
het bord Lernen beginnen		tablica, talerz
de mok/ de beker Lernen beginnen		kubek/filiżanka
de keuken Lernen beginnen		kuchnia
koken Lernen beginnen		gotować
het eten maken Lernen beginnen		robić jedzenie
de lepel Lernen beginnen		łyżka
de taart bakken Lernen beginnen		piec ciasto
de soep Lernen beginnen		Zupa
het koekje Lernen beginnen		biszkopt, ciastko
het snoepje Lernen beginnen		cukierek
toetje, het dessert Lernen beginnen		deser
de koffiemachine Lernen beginnen		ekspres do kawy
het avondeten Lernen beginnen		kolacja
het diner Lernen beginnen		obiad
de oven Lernen beginnen		piekarnik
opwarmen Lernen beginnen		podgrzać
bakken Lernen beginnen		piec
grillen/ barbecueën Lernen beginnen		grillowanie/grillowanie
roeren Lernen beginnen		mieszać
snijden Lernen beginnen		ciąć
het vlees bereiden Lernen beginnen		przygotować mięso
het bestek Lernen beginnen		sztućce
eten bewaren Lernen beginnen		przechowywać jedzenie
eten verspillen Lernen beginnen		marnować jedzenie
hoe laat is het? Lernen beginnen		która godzina?
hoe laat? Lernen beginnen		o której godzinie?
hoe lang? Lernen beginnen		jak długo?
met wie? Lernen beginnen		z kim?
met wat? Lernen beginnen		z czym?
waar heen/ naartoe Lernen beginnen		dokąd/do
hoe vaak? Lernen beginnen		jak często?
blaffen Lernen beginnen		szczekać
moeten Lernen beginnen		musieć
mogen Lernen beginnen		móc, mieć pozwolenie
willen Lernen beginnen		chcieć
doen Lernen beginnen		robić
daar Lernen beginnen		tam
dik Lernen beginnen		gruby, gęsty
werkloos Lernen beginnen		bezrobotny
de eik Lernen beginnen		dąb
de munt Lernen beginnen		mięta
de behoefte Lernen beginnen		potrzeba
de verantwoordelijkheid Lernen beginnen		odpowiedzialność
de boom Lernen beginnen		drzewo
de boer Lernen beginnen		rolnik
de muts Lernen beginnen		czapka
schattig Lernen beginnen		uroczy
de hoed Lernen beginnen		kapelusz
de krant Lernen beginnen		gazeta
autorijlessen Lernen beginnen		nauka jazdy
midden op de straat Lernen beginnen		na środku ulicy
de brief Lernen beginnen		list
de hele dag Lernen beginnen		cały dzień
stuk Lernen beginnen		kawałek, sztuka, zepsuty
kapot Lernen beginnen		zepsuty, zmęczony, wyczerpany
het cadeau Lernen beginnen		prezent
de verjaardag Lernen beginnen		urodziny
ooit Lernen beginnen		kiedykolwiek / kiedyś
de les Lernen beginnen		lekcja
leerlingen Lernen beginnen		uczniowie
de oefening Lernen beginnen		ćwiczenie
het ontbijt Lernen beginnen		śniadanie
het ijzer Lernen beginnen		żelazo
het koper Lernen beginnen		miedź
het lood Lernen beginnen		ołów
het belang Lernen beginnen		Znaczenie czegoś
het gereedschap Lernen beginnen		narzędzie
het schaatsen Lernen beginnen		łyżwiarstwo
het besluit Lernen beginnen		Decyzja
het geloof Lernen beginnen		wiara
het verhaal Lernen beginnen		opowieść, bajka
het beginsel Lernen beginnen		Zasada
het kapsel Lernen beginnen		fryzura

lekcja 3

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.

Mehr