Moja lekcja

 0    226 Datenblatt    esus
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
leuk
Lernen beginnen
miły, ładny
dat
Lernen beginnen
że
komen
Lernen beginnen
pochodzić
het land
Lernen beginnen
kraj, ląd
luisteren
Lernen beginnen
słuchać
de stad
Lernen beginnen
miasto
uit
Lernen beginnen
z
wie
Lernen beginnen
kto
wonen
Lernen beginnen
mieszkać, mieszkamy, mieszkacie, mieszkają
zijn
Lernen beginnen
jego
fijn
Lernen beginnen
przyjemny, fajny
al
Lernen beginnen
już
alles
Lernen beginnen
wszystko
altijd
Lernen beginnen
zawsze
beterschap
Lernen beginnen
szybkiego powrotu do zdrowia
maar
Lernen beginnen
ale
hier
Lernen beginnen
tu
waarom
Lernen beginnen
dlaczego
een beetje
Lernen beginnen
trochę
waar
Lernen beginnen
gdzie
nooit
Lernen beginnen
nigdy
ook
Lernen beginnen
też / również
vaak
Lernen beginnen
często
in
Lernen beginnen
w
wat
Lernen beginnen
co
willen
Lernen beginnen
chcieć
op
Lernen beginnen
na
en
Lernen beginnen
i
nu
Lernen beginnen
teraz
alleen
Lernen beginnen
tylko
of
Lernen beginnen
lub
met
Lernen beginnen
z
voor
Lernen beginnen
przed
van
Lernen beginnen
od, z
wanneer
Lernen beginnen
kiedy
hoe
Lernen beginnen
jak
daar
Lernen beginnen
tam
naar
Lernen beginnen
do
doen
Lernen beginnen
robić
over
Lernen beginnen
nad, o, za
dit
Lernen beginnen
ten, ta, to
heerlijk
Lernen beginnen
pyszne bardzo ładna
tot
Lernen beginnen
do
krijgen
Lernen beginnen
dostać
nooit
Lernen beginnen
nigdy
zeker
Lernen beginnen
pewny, pewien, pewnie
onmoeten
Lernen beginnen
spotykać się
vervelend
Lernen beginnen
jaka szkoda🫤komuś współczujemy
vaak
Lernen beginnen
często
belangrijk
Lernen beginnen
ważny
allerlei
Lernen beginnen
wszystkie rodzaje
aanbieding
Lernen beginnen
oferta. promocja
het avondeten
Lernen beginnen
kolacja
de boter
Lernen beginnen
masło
de fles
Lernen beginnen
butelka
de soep
Lernen beginnen
Zupa
de yoghurt
Lernen beginnen
jogurt
het brood
Lernen beginnen
chleb
het stuk
Lernen beginnen
kawałek
het toetje
Lernen beginnen
deser
het volkorenbrood
Lernen beginnen
chleb razowy
lank
Lernen beginnen
długi
meestal
Lernen beginnen
przeważnie
meenemen
Lernen beginnen
brać zabrać z sobą
niks
Lernen beginnen
nic
staan
Lernen beginnen
stać
moeten
Lernen beginnen
musieć
geven
Lernen beginnen
dać
kunnen
Lernen beginnen
móc, umieć, potrafić
zeggen
Lernen beginnen
powiedzieć
straks
Lernen beginnen
za chwilę, zaraz wkrótce
we
Lernen beginnen
my
het pak
Lernen beginnen
paczka, karton
weten
Lernen beginnen
wiedzieć
zonder
Lernen beginnen
bez
beneden
Lernen beginnen
dół, na dole
buiten
Lernen beginnen
na zewnątrz, poza
de buren
Lernen beginnen
sąsiedzi
de tuin
Lernen beginnen
ogród
de huur
Lernen beginnen
wynajem
verdieping
Lernen beginnen
piętro
delen
Lernen beginnen
dzielić, podzielać
druk
Lernen beginnen
zajęty, głośny, ruchliwy
eerste
Lernen beginnen
pierwszy, pierwsza, pierwsze
soms
Lernen beginnen
czasami
nieuw
Lernen beginnen
nowy
zingen
Lernen beginnen
śpiewać
twee
Lernen beginnen
2
bijna
Lernen beginnen
prawie
zomer
Lernen beginnen
lato
houden
Lernen beginnen
trzymać
laatste
Lernen beginnen
ostatni
de liefst
Lernen beginnen
najbardziej
hoog
Lernen beginnen
wysoki, wysoko
laag
Lernen beginnen
niski
zwaar
Lernen beginnen
ciężki, ciężko
bos
Lernen beginnen
las
boom
Lernen beginnen
drzewo
leeg
Lernen beginnen
pusty
dood
Lernen beginnen
śmierć, martwy
volgen
Lernen beginnen
iść za kimś, uczęszczać (na zajęcia), śledzić
maaken
Lernen beginnen
robić
per
Lernen beginnen
za
ruilen
Lernen beginnen
Wymieniać się, zamienić się
rustig
Lernen beginnen
spokojny, spokojnie
onbeleefd
Lernen beginnen
niegrzeczny
wijs
Lernen beginnen
mądry
verhuizen
Lernen beginnen
przeprowadzać się
vlakbij
Lernen beginnen
blisko
want
Lernen beginnen
ponieważ, bo
dom
Lernen beginnen
głupi, głupio
lui
Lernen beginnen
leniwy
grappig
Lernen beginnen
śmieszny, śmiesznie
zij
Lernen beginnen
ona
gierig
Lernen beginnen
skąpy
stil
Lernen beginnen
cichy, cicho
beleefd
Lernen beginnen
uprzejmy
de richting
Lernen beginnen
kierunek
de sprinter
Lernen beginnen
pociąg osobowy
de trein
Lernen beginnen
pociąg
de verbinding
Lernen beginnen
połączenie
vertraging
Lernen beginnen
opóźnienie
heen
Lernen beginnen
do, w tamtą strone
het spoor
Lernen beginnen
tor
het station
Lernen beginnen
stacja
luid
Lernen beginnen
głośny
verlegen
Lernen beginnen
nieśmiały
tonen
Lernen beginnen
pokazać
vinden
Lernen beginnen
znaleźć
groeien
Lernen beginnen
rosnąć
het ongeval
Lernen beginnen
wypadek
rijbewijs
Lernen beginnen
prawo jazdy
aanbieden
Lernen beginnen
proponować, oferować
binnenkomen
Lernen beginnen
wchodzić
boven
Lernen beginnen
nad, na górze
de beby
Lernen beginnen
dziecko
het bezoek
Lernen beginnen
wizyta
klein
Lernen beginnen
mały
makkelijk
Lernen beginnen
łatwy, łatwo
meegaan
Lernen beginnen
zbliżać się, isc razem
nemen
Lernen beginnen
brać, wziąść
prima
Lernen beginnen
świetnie
zelf
Lernen beginnen
sam, osobiście, samemu
zien
Lernen beginnen
widzieć
zitten
Lernen beginnen
siedzieć
habben
Lernen beginnen
mieć
beginnen
Lernen beginnen
zaczynać, rozpoczynać
blij
Lernen beginnen
ucieszony, uradowany
de baan
Lernen beginnen
praca, robota
de ouders
Lernen beginnen
rodzice
gezelig
Lernen beginnen
wygodny, przyjemny
het kwartier
Lernen beginnen
kwadrans
jammer
Lernen beginnen
szkoda
kunnen
Lernen beginnen
móc, umieć potrafić
kwart
Lernen beginnen
jedna czwarta, kwadrans
laat
Lernen beginnen
późny, późno
mooi
Lernen beginnen
ładny
om
Lernen beginnen
o
tevreden
Lernen beginnen
zadowolony
toch
Lernen beginnen
no!
uitnodigen
Lernen beginnen
zapraszać
vanavond
Lernen beginnen
dziś wieczorem
druk
Lernen beginnen
zajęty, głośny, ruchliwy
benieuwd
Lernen beginnen
ciekawy
de kleren
Lernen beginnen
ubrania
de uitnodiging
Lernen beginnen
zaproszenie
erg
Lernen beginnen
bardzo
gauw
Lernen beginnen
szybko
gebeuren
Lernen beginnen
zdarzać się
gefeliciteerd
Lernen beginnen
gratulacje
gelukkig
Lernen beginnen
szczęśliwy
geven
Lernen beginnen
dać
groot
Lernen beginnen
duży
heel
Lernen beginnen
cały
helemaal
Lernen beginnen
zupełnie, całkiem
de feest
Lernen beginnen
impreza
iemand
Lernen beginnen
ktoś
jarig
Lernen beginnen
urodziny
krajgen
Lernen beginnen
dostawać
moeten
Lernen beginnen
musieć
trouwen
Lernen beginnen
wychodzić (za kogoś), poślubić
veel
Lernen beginnen
dużo
wanneer
Lernen beginnen
kiedy
de tafel
Lernen beginnen
stół
mag ik misschien je telefoonnummer
Lernen beginnen
czy możesz mi podać swój numer telefonu
ik zet het in mijn telefoon
Lernen beginnen
Włożyłem go do telefonu
wat is je voornaam
Lernen beginnen
jakie jest Twoje imię
hoe spel ik je naam
Lernen beginnen
jak mam przeliterować twoje imię
vertellen over jezelf
Lernen beginnen
Opowiedz o sobie
wat is je adres?
Lernen beginnen
jaki jest Twój adres?
wat wil je?
Lernen beginnen
co chcesz?
wie is er aan de beurt?
Lernen beginnen
kto następny?
anders nog iets?
Lernen beginnen
Coś jeszcze?
mag ik je iets vragen?
Lernen beginnen
czy mogę cię o coś zapytać?
waar doe je boodschappen?
Lernen beginnen
gdzie robisz zakupy?
waar koopt je fruit?
Lernen beginnen
gdzie kupujesz owoce?
nieuwe buurvrouw
Lernen beginnen
nowy sąsiadka
ik heb zin in chips
Lernen beginnen
Mam ochotę na chipsy
buurt
Lernen beginnen
sąsiedztwo, okolica
hoe gaat het?
Lernen beginnen
jak się masz?
lekker weer, he?
Lernen beginnen
ładna pogoda nie?
heerlijk weer
Lernen beginnen
przepiękna pogoda
hoe is het met je vader
Lernen beginnen
co słychać u twojego taty?
doe je vader de groeten
Lernen beginnen
pozdrowienia dla taty
en met jou?
Lernen beginnen
a co u ciebie?
leuk je te zien
Lernen beginnen
miło cię widzieć
wil je iets drinken?
Lernen beginnen
chcesz coś do picia
ik heb zin in kooffi
Lernen beginnen
ja mam ochote na kawe
wat zeg je?
Lernen beginnen
Co mówisz?
ik heb het zo druk!
Lernen beginnen
jestem tak zajęty!
hoe laat begint het?
Lernen beginnen
o ktorej to się zaczyna?
gezellig
Lernen beginnen
przytulny,
kom je zaterdag bij me eten?
Lernen beginnen
idziesz zjeść ze mną w sobotę?
kom je vrijdag tv bij me kijken?
Lernen beginnen
idziesz oglądać ze mną telewizję w piątek?
ik ga trouwen
Lernen beginnen
Biorę ślub
hoe is het
Lernen beginnen
Jak leci
iemand heeft een nieuw huis
Lernen beginnen
ktoś ma nowy dom
eigen land
Lernen beginnen
własny kraj
wat leuk
Lernen beginnen
jak miło
ik ben verdrietig
Lernen beginnen
jestem smutna
hoeveel kost koffi
Lernen beginnen
ile kosztuje kawa
de begane grond
Lernen beginnen
Parter
hij rijst ieder jaar naar poland
Lernen beginnen
co roku jeździ do Polski
de tomaten zijn op
Lernen beginnen
pomidory sie skonczyły
de koffi is op
Lernen beginnen
kawa się skończyła
halen
Lernen beginnen
odebrać, iść po coś, wziąśc

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.