Nederlands - przymiotniki

 0    34 Datenblatt    mike_13
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
Młody jeleń bawi się.
Lernen beginnen
Het jonge hert speelt.
Dziewczyna jest młoda.
Lernen beginnen
Het meisje is jong.
Trudna książka jest długa.
Lernen beginnen
Het moeilijke boek is lang.
Trudne słowo jest trudne.
Lernen beginnen
Het moeilijke word is moeilijk.
To nie jest trudne.
Lernen beginnen
Het is niet moeilijk.
Nie piję starego mleka.
Lernen beginnen
Ik drink geen oude melk.
Czytamy fajną książkę.
Lernen beginnen
We lezen een leuk boek.
fajny, ładny
Lernen beginnen
leuk
Nie, to nie jest łatwe.
Lernen beginnen
Nee, het is niet makkelijk.
On jest nowym chłopcem.
Lernen beginnen
Hij is de nieuwe jongen.
Stary mężczyzna czyta gazetę.
Lernen beginnen
De oude man leest een krant.
Tak, to jest trudne.
Lernen beginnen
Ja, dat is moeilijk.
Mam nowe jajko.
Lernen beginnen
Ik heb een nieuw ei.
Dzieci czytają łatwe książki.
Lernen beginnen
De kinderen lezen de makkelijke boeken.
Czy to miły pies?
Lernen beginnen
Is het een leuke hond?
Macie miłe dzieci.
Lernen beginnen
Jullie hebben leuke kinderen.
Trudna książka jest długa.
Lernen beginnen
Het moeilijke boek is lang.
Czasownik przed rzeczownikiem jest z - e
Lernen beginnen
jonge hert, oude man, lange boek
Ser jest trochę stary.
Lernen beginnen
De kaas is een beetje oud.
Dziecko jest młode.
Lernen beginnen
Het kind is jong.
Pracownicy są dobrzy.
Lernen beginnen
De medewerkers zijn goed.
Ogon jest długi.
Lernen beginnen
De staart is lang.
Jesteśmy mali.
Lernen beginnen
We zijn klein.
Duży koń i mała krowa.
Lernen beginnen
Een groot paard en een kleine koe.
Chłopcy czytają długie książki.
Lernen beginnen
De jongens lezen de lange boeken.
Jestem wysoki.
Lernen beginnen
Ik ben groot.
Makaron jest długi.
Lernen beginnen
De pasta is lang.
Chcę długą spódnicę.
Lernen beginnen
Ik wil een lange rok.
On ma na sobie długi płaszcz.
Lernen beginnen
Hij draagt een lange jas.
To jest długa kanapka.
Lernen beginnen
Dat is een lange boterham.
Duży pies.
Lernen beginnen
De grote hond.
Wielki mężczyzna czyta dużą książkę.
Lernen beginnen
Een grote man leest een groot boek.
Duża dziewczynka zjada dużą kanapkę.
Lernen beginnen
Een groot meisje eet de grote boterham.
Małe dziecko. Dziecko jest małe.
Lernen beginnen
Het kleine kind. Het kind is klein.

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.