nider.

 0    63 Datenblatt    ameliag
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
hoeveel?
Lernen beginnen
ile?
wie?
Lernen beginnen
Kto?
wat?
Lernen beginnen
co?
waar?
Lernen beginnen
gdzie?
wanner?
Lernen beginnen
kiedy?
waarom?
Lernen beginnen
dlaczego?
hoe?
Lernen beginnen
jak?
welke?
Lernen beginnen
ktory/ jaki?
eten
Lernen beginnen
jeść
gaan
Lernen beginnen
iść
lezen
Lernen beginnen
czytać
sporten
Lernen beginnen
uprawiać sport
zingen
Lernen beginnen
śpiewać
favoriet(e)
Lernen beginnen
ulubiony/a
al
Lernen beginnen
już
na
Lernen beginnen
po
de broer/broers
Lernen beginnen
brat / bracia
de zus - zussen
Lernen beginnen
siostra - siostry
de docent - docenten
Lernen beginnen
Nauczyciel - nauczyciele
de bus - bussen
Lernen beginnen
autobus (autobusy)
de tram - trams
Lernen beginnen
tramwaj - tramwaje
de trein - treinen
Lernen beginnen
pociąg - pociągi
de kat - katten
Lernen beginnen
kot - koty
de koffie
Lernen beginnen
Kawa
de les - lessen
Lernen beginnen
Lekcje - lekcje
de plant - planten
Lernen beginnen
roślina/y
de sport - sporten
Lernen beginnen
sport(y)
de tv - tv's
Lernen beginnen
telewizor(y)
het boek - boeken
Lernen beginnen
Książka - książki
het drinken
Lernen beginnen
picie
het eten
Lernen beginnen
jedzenie
het kopje
Lernen beginnen
filiżanka
het nummer - nummers
Lernen beginnen
numer
de vakantie - vakanties
Lernen beginnen
wakacje
op vakantie gaan
Lernen beginnen
jechać na wakacje
Ik heb een vraag
Lernen beginnen
Mam pytanie
Ik weet het niet
Lernen beginnen
Nie wiem
Wat beteken
Lernen beginnen
Co znaczy
Hoe schrijft je dat?
Lernen beginnen
Jak to się pisze?
Ik versta het niet
Lernen beginnen
Nie rozumiem (tych słów)
Ik begrijp het niet
Lernen beginnen
Nie rozumiem (treści)
seconde - secondes
Lernen beginnen
sekunda -sekundy
minuut - minuten
Lernen beginnen
minuta - minuty
kwartier - kwartier
Lernen beginnen
kwadrans(e)
uur - uur
Lernen beginnen
Godzina - godziny
dag - dagen
Lernen beginnen
dzień - dni
week - weken
Lernen beginnen
tydzień - tygodnie
maand - maanden
Lernen beginnen
miesiąc - miesiące
seizoen - seizoenen
Lernen beginnen
pora roku - pory roku
jaar - jaar
Lernen beginnen
rok - lata
eeuw - eeuwen
Lernen beginnen
wiek - wieki
keer - keer
Lernen beginnen
raz - razy
kilometer - kilometer
Lernen beginnen
kilometr(y)
maandag
Lernen beginnen
Poniedziałek
dinsdag
Lernen beginnen
Wtorek
woensdag
Lernen beginnen
Środa
donderdag
Lernen beginnen
Czwartek
vrijdag
Lernen beginnen
Piątek
zaterdag
Lernen beginnen
Sobota
zondag
Lernen beginnen
Niedziela
gisteren
Lernen beginnen
wczoraj
vandaag
Lernen beginnen
dzisiaj
morgen
Lernen beginnen
jutro

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.