Frage |
Antworten |
Czy byłeś w drodze na stację kolejową, kiedy cię zobaczyłem? Lernen beginnen
|
|
Was je op weg naar het treinstation toen ik je zag?
|
|
|
Czy powiedziałeś, że nigdy nie mogę wygrać? Lernen beginnen
|
|
Heb je gezegd dat ik nooit zou kunnen winnen?
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
Zou je misschien later kunnen terugbellen?
|
|
|
Przynajmniej mógłbyś powiedzieć „dziękuję”. Lernen beginnen
|
|
Je zou tenminste "bedankt" kunnen zeggen.
|
|
|
Chciałbym móc pojechać do Japonii. Lernen beginnen
|
|
Ik zou graag naar Japan kunnen gaan.
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
Zou je even kunnen wachten?
|
|
|
Możesz mieć co do tego rację. Lernen beginnen
|
|
Daarover zou je gelijk kunnen hebben.
|
|
|
Gdybym miał pieniądze, mógłbym to kupić. Lernen beginnen
|
|
Als ik geld had, zou ik het kunnen kopen.
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
|
|
|
To może stać się problemem. Lernen beginnen
|
|
Dat zou een probleem kunnen worden.
|
|
|
Może to początek czegoś wielkiego? Lernen beginnen
|
|
Zou dit het begin van iets groots kunnen zijn?
|
|
|
Pamiętam dzień, w którym spotkaliśmy się po raz pierwszy. Lernen beginnen
|
|
Ik herinner mij de dag waarop we elkaar voor het eerst ontmoetten.
|
|
|
Spotkałem go w drodze do domu. Lernen beginnen
|
|
Ik ontmoette hem op weg naar huis.
|
|
|
Poznaliśmy się zaledwie wczoraj. Lernen beginnen
|
|
We ontmoetten elkaar gisteren nog.
|
|
|
Spotkaliśmy się przypadkiem na dworcu. Lernen beginnen
|
|
We ontmoetten elkaar toevallig bij het station.
|
|
|
Od kilku dni nie czuję się zbyt dobrze. Lernen beginnen
|
|
Ik voel me de laatste dagen niet zo goed.
|
|
|
To jest samochód, o którym mówiłem ostatnio. Lernen beginnen
|
|
Dit is de auto waar ik het laatst over had.
|
|
|
Grudzień to ostatni miesiąc roku. Lernen beginnen
|
|
December is de laatste maand van het jaar.
|
|
|
Ten się śmieje, kto się śmieje ostatni. Lernen beginnen
|
|
Wie het laatst lacht, lacht het best.
|
|
|
Ostatnio prawie go nie widuję. Lernen beginnen
|
|
Ik zie hem de laatste tijd bijna nooit.
|
|
|
Popełniłem ten sam błąd co ostatnim razem. Lernen beginnen
|
|
Ik heb dezelfde fout gemaakt als de laatste keer.
|
|
|
Jak się ostatnio miewasz, Martie? Lernen beginnen
|
|
Hoe gaat het met u de laatste tijd, Martie?
|
|
|
Ostatnio często się z nim spotykam. Lernen beginnen
|
|
De laatste tijd heb ik hem dikwijls gezien.
|
|
|
Zauważyłeś, że ostatnio Twój brzuch trochę opadł? Lernen beginnen
|
|
Hebt je vastgesteld dat uw buik de laatste tijd wat gezakt is?
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
|
|
|
Ostatni raz widziałem ją dziesięć lat temu. Lernen beginnen
|
|
De laatste keer dat ik haar zag was tien jaar geleden.
|
|
|
Lernen beginnen
|
|
|
|
|