Niderlandzki Fiszki 10

 0    30 Datenblatt    karoltabaka
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
Nie lubię nie kończyć pracy.
Lernen beginnen
Ik doe niet graag half werk.
Lubię mieć dużo do zrobienia.
Lernen beginnen
Ik heb graag veel te doen.
Chciałbym wiedzieć, co robisz.
Lernen beginnen
Ik wil graag weten wat je aan het doen bent.
Co lubisz robić w weekend?
Lernen beginnen
Wat doe je graag tijdens het weekend?
Co lubisz robić w wolnym czasie?
Lernen beginnen
Wat doet u graag in uw vrije tijd?
Chciałbym to zrobić.
Lernen beginnen
Dat zou ik graag willen doen.
Co chciałbyś robić?
Lernen beginnen
Wat zou je graag willen doen?
Skończył stek i zamówił następny.
Lernen beginnen
Hij at de biefstuk op en bestelde er nog een.
Zamówiłem nowe meble.
Lernen beginnen
Ik bestelde nieuwe meubels.
Zamówiliśmy frytki i napoje gazowane.
Lernen beginnen
We bestelden frietjes en frisdrank.
Muszę zadać ci głupie pytanie.
Lernen beginnen
Ik moet je een domme vraag stellen.
Mogę zadać pytanie?
Lernen beginnen
Mag ik een vraag stellen?
Mogę zadać ci osobiste pytanie?
Lernen beginnen
Mag ik je een persoonlijke vraag stellen?
Lubię tu spacerować.
Lernen beginnen
Ik loop hier graag rond.
Skontaktowałem się z rodzicami.
Lernen beginnen
Ik nam contact op met m'n ouders.
Nie brałem udziału w rozmowie.
Lernen beginnen
Ik nam niet deel aan het gesprek.
Wzięłam dwie filiżanki kawy.
Lernen beginnen
Ik nam twee kopjes koffie.
On ma trudności z zapamiętywaniem imion.
Lernen beginnen
Hij heeft het moeilijk om namen te onthouden.
Zapamiętaj te nazwy.
Lernen beginnen
Leer deze namen uit het hoofd.
Wzięliśmy taksówkę, żeby zdążyć na czas.
Lernen beginnen
We namen een taxi om er op tijd te geraken.
W połowie drogi zrobiliśmy sobie przerwę.
Lernen beginnen
Halverwege namen we een pauze.
Spałem w ubraniu.
Lernen beginnen
Ik sliep met mijn kleren aan.
Spałem na dmuchanym materacu.
Lernen beginnen
Ik sliep op de luchtmatras.
Spałem w hamaku.
Lernen beginnen
Ik sliep in een hangmat.
Spał na ławce w parku.
Lernen beginnen
Hij sliep in het park op een bankje.
Spali.
Lernen beginnen
Ze sliepen.
Tom spał bez przerwy przez dwanaście godzin.
Lernen beginnen
Tom sliep twaalf uur aan één stuk.
Mary wyglądała, jakby spała.
Lernen beginnen
Mary zag eruit alsof ze sliep.
Udawałam, że śpię.
Lernen beginnen
Ik deed alsof ik sliep.
Spaliśmy w tym samym pokoju.
Lernen beginnen
We sliepen in dezelfde kamer.

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.