→ Niderlandzki Fiszki 17 → Start Lernen / Flashcards Herunterladen MP3

Lernen beginnen

mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen

Frage		Antworten
W jakiś sposób spodziewaliśmy się, że tak się stanie. Lernen beginnen		We hadden ergens verwacht dat dat zou gebeuren.
Pracuję nad czymś. Lernen beginnen		Ik ben ergens mee bezig.
"Gdzie idziesz?" - "Gdzieś, tylko daleko stąd." Lernen beginnen		"Waar ga je heen?" - "Ergens, gewoon ver weg van hier."
Chyba skręciliśmy gdzieś w złą stronę. Lernen beginnen		Ik denk dat we ergens verkeerd zijn afgeslagen.
Jakoś ci wierzę. Lernen beginnen		Ergens geloof ik je wel.
Lepiej się gdzieś schowaj. Lernen beginnen		Je kunt je beter ergens verstoppen.
Jest gdzieś tutaj w pobliżu. Lernen beginnen		Hij is hier ergens in de buurt.
Czy Tom jest na coś uczulony? Lernen beginnen		Is Tom ergens allergisch voor?
Och, po prostu umieść to gdzieś. Lernen beginnen		Ach, zet het gewoon ergens neer.
Och, połóż to gdzieś. Lernen beginnen		Ach, plaats het maar ergens.
Gdzieś teraz jest piąta. Lernen beginnen		Het is nu ergens vijf uur.
Musi być po czterdziestce. Lernen beginnen		Hij moet ergens in de veertig zijn.
O coś się obraziła. Lernen beginnen		Ze nam ergens aanstoot aan.
Czy to ma dla ciebie jakiś sens? Lernen beginnen		Slaat dat voor jou ergens op?
Czy wiesz o czymś? Lernen beginnen		Weet jij ergens van?
Byłem gdzie indziej. Lernen beginnen		Ik was ergens anders.
Czy ja cię skądś znam? Lernen beginnen		Ken ik je ergens van?
To musiało kiedyś nastąpić. Lernen beginnen		Het moest ergens een keer gebeuren.
Chcesz iść gdzie indziej? Lernen beginnen		Wil je ergens anders heen?
Jestem ciekawy. nie jestem ciekawy. Lernen beginnen		Ik ben nieuwsgierig. Ik ben niet nieuwsgierig.
To cię ciekawi. Lernen beginnen		Dat maakt nieuwsgierig.
Nie jesteś nawet ciekawy? Lernen beginnen		Ben je zelfs niet nieuwsgierig?
Małe dzieci są bardzo ciekawe. Lernen beginnen		Kleine kinderen zijn erg nieuwsgierig.
Jestem bardzo ciekawy. Lernen beginnen		Ik ben erg nieuwsgierig.
Mam nieograniczoną ciekawość. Lernen beginnen		Ik heb een grenzeloze nieuwsgierigheid.
On mówił o jej chorobie. Lernen beginnen		Hij praatte over haar ziekte.
Rozmawiam z nią przez telefon. Lernen beginnen		Ik praat met haar over de telefoon.
O czym mówisz? Lernen beginnen		Waar praat je over?
Mówisz o nas? Lernen beginnen		Praat je over ons?
Nie lubię mówić o sobie. Lernen beginnen		Ik praat niet graag over mezelf.

Niderlandzki Fiszki 17

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.

Mehr