Niderlandzki moduly

 0    679 Datenblatt    damiank991
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
bord
Lernen beginnen
optalerz
wat wil je hebben?
Lernen beginnen
co chcesz?/ co podac
vies
Lernen beginnen
brudny
schoon
Lernen beginnen
czysty
vind
Lernen beginnen
lubi
wortel
Lernen beginnen
marchewka
honger
Lernen beginnen
glodny
dorst
Lernen beginnen
spragniony
groenteman
Lernen beginnen
warzywniak
slager
Lernen beginnen
rzeznik
pen
Lernen beginnen
dlugopis
brengt
Lernen beginnen
przyniesc
buiten
Lernen beginnen
poza
blik
Lernen beginnen
puszka
lijm
Lernen beginnen
klej
borstel
Lernen beginnen
szczotka
ga naar bed
Lernen beginnen
isc do lozka
het
Lernen beginnen
klasc cos
de ober legt een mes op tafel
Lernen beginnen
kelner kladzie noz na stole
bestellen
Lernen beginnen
zamowic
biefstuk
Lernen beginnen
stek wolowy
potlood
Lernen beginnen
ołowek
naast
Lernen beginnen
obok
doos
Lernen beginnen
pudelko
onder
Lernen beginnen
pod
soepkom
Lernen beginnen
miska zupy
klaar
Lernen beginnen
skonczone, gotowe
de kat rent
Lernen beginnen
kot biegnie
springt
Lernen beginnen
skacze
zwemmen
Lernen beginnen
plywac
aquarium/vissenkom
Lernen beginnen
akwarium
de vogel
Lernen beginnen
ptak
rookt
Lernen beginnen
palic
schrijven
Lernen beginnen
pisac
serveerster
Lernen beginnen
kelnerka
de rekening
Lernen beginnen
rachunek
de krant
Lernen beginnen
gazeta
lezen
Lernen beginnen
czytac
de brief
Lernen beginnen
list
op
Lernen beginnen
na
rookt
Lernen beginnen
pali
een kus
Lernen beginnen
pocaunek
tanden poetsen
Lernen beginnen
szczotkowac zęby
de vogel
Lernen beginnen
ptak
het is kwart voor 1
Lernen beginnen
12:45
het is kwart over 1
Lernen beginnen
13:15
zolder, zolder
Lernen beginnen
strych, poddasze
de slaapkamer
Lernen beginnen
sypialnia
badkamer
Lernen beginnen
lazienka
woonkamer
Lernen beginnen
salon pokoj dzienny
de keuken
Lernen beginnen
kuchnia
garage
Lernen beginnen
garaz
de trap
Lernen beginnen
schody
portemonnee, portemonnee
Lernen beginnen
portfel, portmonetka
munt
Lernen beginnen
moneta
blik
Lernen beginnen
puszka
dief
Lernen beginnen
zlodziej
koelkast
Lernen beginnen
lodowka
de vis
Lernen beginnen
ryba
vlees
Lernen beginnen
mieso
boter
Lernen beginnen
maslo
winkelwagen
Lernen beginnen
wozek sklepowy
achter
Lernen beginnen
za (czyms)
de bloem
Lernen beginnen
kwiat
verkopen, kopen
Lernen beginnen
sprzedawac kupowac
de schoen
Lernen beginnen
but
kleren
Lernen beginnen
ubrania
de taart
Lernen beginnen
ciasto
de klant
Lernen beginnen
klient
die daar
Lernen beginnen
ten tam
doos
Lernen beginnen
pudelko
de fles
Lernen beginnen
butelka
De volgende
Lernen beginnen
nastepny
Half 2
Lernen beginnen
1:30
aardappelen
Lernen beginnen
ziemniaki
de mond
Lernen beginnen
usta
meisje
Lernen beginnen
dziewczynka
de joungen vindt de appel lekker
Lernen beginnen
chlopiec lubi jabłko
de joungen vindt de appel niet lekker
Lernen beginnen
chlopiec nie lubi marchewki
honger
Lernen beginnen
glodna
dorst
Lernen beginnen
spragniona
een klein kopje
Lernen beginnen
mala filizanka
lepel
Lernen beginnen
lyzka
mes
Lernen beginnen
noz
de vork
Lernen beginnen
widelec
lief
Lernen beginnen
slodki(cute)
groot en klein
Lernen beginnen
duzy i maly
plassen
Lernen beginnen
sikac
zitten (of er zit iets in)
Lernen beginnen
siedzi (albo cos jest w czyms)
het is 10 voor 1
Lernen beginnen
12:50
hij vindt het eten wel lekker
Lernen beginnen
on lubi jedzenie
ik ben klaar
Lernen beginnen
jestem gotowy
nee hoor
Lernen beginnen
nie, nie jest
Ik vind champions vies
Lernen beginnen
nie lubie pieczarek
de ober zet het bord op tafel
Lernen beginnen
kelner stawia talerz na stole
loopt naar, rent naar
Lernen beginnen
biegnie do
weg,
Lernen beginnen
z dala, poza, zniklo cos
kan ik u helpen
Lernen beginnen
czy mogę ci pomóc
zoeken
Lernen beginnen
szukac
de sleutel
Lernen beginnen
klucz
wacht
Lernen beginnen
czekac
weer
Lernen beginnen
ponownie
slecht, boos
Lernen beginnen
zly
heel boos, erg boos
Lernen beginnen
bardzo zly
het is 10 voor half 12
Lernen beginnen
11:20
het is 10 over half 12 m
Lernen beginnen
11:40
precies
Lernen beginnen
dokladnie
de student, cursiste
Lernen beginnen
student
ze gaat zitten
Lernen beginnen
ona siada
haj legt zijn spullen neer
Lernen beginnen
Odkłada swoje rzeczy
Iedereen zit
Lernen beginnen
Wszyscy siedzą
de leraar
Lernen beginnen
nauczyciel
voren
Lernen beginnen
naprzod
ze maakt een rekensom op het bord
Lernen beginnen
dokonuje obliczeń na tablicy
leeg
Lernen beginnen
pusty
stoel
Lernen beginnen
krzeslo
de les
Lernen beginnen
lekcja
de bus was al weg
Lernen beginnen
autobus już odjechał
wie weet wat vijf maal vijf is?
Lernen beginnen
kto wie, co to jest pięć razy pięć?
Ingrid weet het. ze steekt haar hand op
Lernen beginnen
Ingrid wie. ona podnosi rękę
dingen
Lernen beginnen
rzeczy
laat
Lernen beginnen
spozniony
begint
Lernen beginnen
zaczyna sie
kom de volgen de keer op tijd
Lernen beginnen
następnym razem przyjdź na czas
kapot, gebroken
Lernen beginnen
zlamany, zepsuty
scheren
Lernen beginnen
golic sie
de fiets
Lernen beginnen
rower
fietsen
Lernen beginnen
jezdzic na rowerze
vissen
Lernen beginnen
wedkarstwo
vuilnisauto
Lernen beginnen
smieciarka
vuilnisman
Lernen beginnen
smieciarz
chauffeur
Lernen beginnen
kierowca
vuilnis
Lernen beginnen
smieci
vuilnisbak
Lernen beginnen
kosz na smieci
vuilniszak
Lernen beginnen
worek na śmieci
passagiers
Lernen beginnen
pasażerowie
steen
Lernen beginnen
kamien
rijdt tegen (de steen op)
Lernen beginnen
wpada na (kamien np rowerem)
botst tegen
Lernen beginnen
zderzenia z (kamieniem)
valt af
Lernen beginnen
spada z (roweru)
bloeden
Lernen beginnen
krwawi
loopt/rent
Lernen beginnen
biegnie
zegt tegen
Lernen beginnen
mowi do
vinger
Lernen beginnen
palec
dochter
Lernen beginnen
corka
de markt
Lernen beginnen
rynek
groente
Lernen beginnen
warzywa
fruit
Lernen beginnen
owoce
ze zijn oranje van kleur
Lernen beginnen
one maja pomaranczowy kolor
sla
Lernen beginnen
salata
de bananen zijn geel van kluer
Lernen beginnen
banany sa zolte
de tomaten zijn rood van kleur
Lernen beginnen
pomidory sa czerwone
ui is een groente
Lernen beginnen
cebula jest warzywem
pijn
Lernen beginnen
bol
ingaan/stappen in(uit)
Lernen beginnen
wchodzić
kijk uit
Lernen beginnen
Uważaj
gezond
Lernen beginnen
zdrowy
de les
Lernen beginnen
lekcja
dragen
Lernen beginnen
nosic
zoeken
Lernen beginnen
szukac
terug
Lernen beginnen
reszta
blij
Lernen beginnen
zadowolony
de oma
Lernen beginnen
babcia
boodschappen
Lernen beginnen
zakupy spozywcze
oude
Lernen beginnen
stary
mooi
Lernen beginnen
ladny
iets anders?
Lernen beginnen
cos jeszcze?
samen
Lernen beginnen
razem
gelach
Lernen beginnen
smiech
begrijpen
Lernen beginnen
rozumiec
het vliegtuig
Lernen beginnen
samolot
het raam
Lernen beginnen
okno
vol
Lernen beginnen
pelny
uitgaan, weggaan
Lernen beginnen
wychodzic
langzaam
Lernen beginnen
powoli
buik
Lernen beginnen
brzuch
de neus
Lernen beginnen
nos
linker oog
Lernen beginnen
lewe oko
rechter oor
Lernen beginnen
prawe ucho
armen
Lernen beginnen
ramiona
wijst naar zijn neus
Lernen beginnen
wskazuje na jego nos
kus terug
Lernen beginnen
odwzajemnić pocałunek
waar ben je
Lernen beginnen
gdzie jesteś
Rondkijken
Lernen beginnen
Rozglądać się
postbode
Lernen beginnen
listonosz
bellen, belt aan
Lernen beginnen
dzwonic
onderzoek
Lernen beginnen
przeprowadzić śledztwo, badanie
een beetje koorts
Lernen beginnen
mała gorączka
pols
Lernen beginnen
nadgarstek
voelen
Lernen beginnen
czuc
keel
Lernen beginnen
gardlo
de borstkas(borst)
Lernen beginnen
klatka piersiowa
ademhaling
Lernen beginnen
oddychanie
pot zalf
Lernen beginnen
sloik masci
3 keer per dag
Lernen beginnen
3 razy dziennie
hoe vaak?
Lernen beginnen
jak czesto?
pillen
Lernen beginnen
tabletki
drinken
Lernen beginnen
picie
beneden
Lernen beginnen
na dol
naar boven
Lernen beginnen
do gory (isc)
omhoog
Lernen beginnen
w gore(np ubrania)
smeert
Lernen beginnen
smarowac
huilen
Lernen beginnen
plakac
het helpt niet
Lernen beginnen
to nie pomaga
koorts
Lernen beginnen
goraczka
ze ziet haar kindje niet
Lernen beginnen
ona nie widzi swojego dziecka
klopt
Lernen beginnen
pukac (w drzwi)
sjaal
Lernen beginnen
szalik
moet
Lernen beginnen
musiec
de voet
Lernen beginnen
stopa
elleboog
Lernen beginnen
lokiec
voelen
Lernen beginnen
czuc
is de pijn nu over
Lernen beginnen
czy ból się skończył?
de rug
Lernen beginnen
plecy
duurt
Lernen beginnen
trwac
krijgen
Lernen beginnen
dostac
ongeveer
Lernen beginnen
około
ontbijt
Lernen beginnen
sniadanie
slokje
Lernen beginnen
lyk
zout
Lernen beginnen
sol
docent
Lernen beginnen
wykladowca
tandarts
Lernen beginnen
dentysta
drogist
Lernen beginnen
salon kosmetyczny
lenen
Lernen beginnen
pozyczyc
droom
Lernen beginnen
marzyc
de trui
Lernen beginnen
sweter
de broek
Lernen beginnen
spodnie
de jurk
Lernen beginnen
sukienka
het hemd
Lernen beginnen
koszula
het jack
Lernen beginnen
kurtka
Hoe veel
Lernen beginnen
Jak dużo
wie
Lernen beginnen
kto
waar
Lernen beginnen
gdzie
Wat?
Lernen beginnen
co?
lelijk
Lernen beginnen
brzydki
recept
Lernen beginnen
przepis
het ziekenhuis
Lernen beginnen
szpital
medicijnen
Lernen beginnen
medykamenty
omlaag
Lernen beginnen
w dol (ubrania)
stappen in hun auto
Lernen beginnen
wchodzic do auta
ze rijden naar het centrum
Lernen beginnen
oni jada do centrum
de bioscoop
Lernen beginnen
kino
rij in de winkel)
Lernen beginnen
kolejka (w sklepie)
het kaartje
Lernen beginnen
bilet
de zaal
Lernen beginnen
sala
het wordt donker
Lernen beginnen
robi sie ciemno
zak / tas
Lernen beginnen
torba/ paczka
ze pakt wat chips uit het zakie
Lernen beginnen
ona wyjmuje trochę chipsow z torby
de film is afgelopen
Lernen beginnen
film się skończył
de mensen
Lernen beginnen
ludzie
ze zijn klaar met eten. ze hebben gegeten
Lernen beginnen
oni skończyli jeść. oni zjedli
de limonade is op
Lernen beginnen
lemoniada zniknęła
schone vloer
Lernen beginnen
podłoga czysta
ze gaat het water uit
Lernen beginnen
oni wyszli z wody
ze heeft de jurk gekocht
Lernen beginnen
ona kupiła sukienkę
krijtjes
Lernen beginnen
kredki
hij gaat tekenen
Lernen beginnen
on będzie rysował
tekent
Lernen beginnen
rysowac
driehoek
Lernen beginnen
trójkąt
hij tekent een appel
Lernen beginnen
on rysuje jablko
krop sla
Lernen beginnen
glowa salaty
hangen
Lernen beginnen
powiesic
muur
Lernen beginnen
sciana
Heb je die tekeningen gemaakt?
Lernen beginnen
Czy to Ty wykonałeś te rysunki?
houden
Lernen beginnen
trzymac
wie heeft deze mooie boom en auto getekend?
Lernen beginnen
kto narysował to piękne drzewo i samochód?
breien
Lernen beginnen
robić na drutach
hij vindt de krant lezen leuk
Lernen beginnen
on lubi czytac gazete
de trui
Lernen beginnen
sweter
de vrouw en de man praten met elkaar
Lernen beginnen
kobieta i mezczyzna rozmawiaja wzajemnie
het plezier
Lernen beginnen
przyjemność
ruzies
Lernen beginnen
kluca sie
de man en de vrouw znitte naast elkaar. Ze praten niet met elkaar
Lernen beginnen
mężczyzna i kobieta siedzą obok siebie. nie rozmawiają ze sobą
ze houdt van kleine kinderen
Lernen beginnen
ona lubi małe dzieci
ze praat met een kleine kindje
Lernen beginnen
ona mówi do małego dziecka
schreeuwen
Lernen beginnen
krzyczeć
man zit op een bank in het park
Lernen beginnen
mężczyzna siedzi na ławce w parku
hij gaat terug naar huis
Lernen beginnen
on idzie z powrotem do domu
lopen gearmd
Lernen beginnen
isc pod ramie
hij houdt van lezen
Lernen beginnen
on uwielbia czytać
kom je aan tafel
Lernen beginnen
podejdz do stolu
leg die krant weg en kom aan tafel
Lernen beginnen
odłóż gazetę i podejdź do stołu
veel
Lernen beginnen
mnostwo
ver
Lernen beginnen
daleko
dicht, dichtbij
Lernen beginnen
blisko
veel te zien
Lernen beginnen
wiele do zobaczenia
nemen, neem
Lernen beginnen
brac
vaak
Lernen beginnen
czesto
allemaal, hele
Lernen beginnen
caly
wild
Lernen beginnen
dziki
ik vind ruzie maken heel erg vervelend
Lernen beginnen
Uważam, że kłótnie są bardzo irytujące
elke dag
Lernen beginnen
codziennie
meteen
Lernen beginnen
od razu
aap
Lernen beginnen
malpa
dierentuin
Lernen beginnen
zoo
schilderijen
Lernen beginnen
obrazy
snoep
Lernen beginnen
cukierek
vervelend
Lernen beginnen
denerwujacy
saai
Lernen beginnen
nudny
Vul het op
Lernen beginnen
wypelnij
terras
Lernen beginnen
taras
veel
Lernen beginnen
duzo
maar
Lernen beginnen
ale
saai
Lernen beginnen
nudny
Hoe veel
Lernen beginnen
Jak dużo
kapper
Lernen beginnen
fryzjer
vorm
Lernen beginnen
ksztaut
bal
Lernen beginnen
pilka
gisteren
Lernen beginnen
wczoraj
tekenfilm
Lernen beginnen
kreskówka
tuin
Lernen beginnen
ogrod
kapot maken
Lernen beginnen
zniszczyc
dicht/dichtbij
Lernen beginnen
blisko
ruzie maken
Lernen beginnen
klucic sie
nooit
Lernen beginnen
nigdy
dit zijn de sleutels
Lernen beginnen
to sa klucze
dit is een la(lade)
Lernen beginnen
to jest szuflada
overal
Lernen beginnen
wszedzie
hij kan zijn sleutels niet vinden
Lernen beginnen
nie może znaleźć swoich kluczy
gang
Lernen beginnen
korytarz
Ik kan mijn sleutels niet vinden
Lernen beginnen
nie moge znalesc swoich kluczy
waar zijn ze, weet jij waar ze zijn?
Lernen beginnen
gdzie one sa?, wiesz gdzie one sa?
dar ben je
Lernen beginnen
tutaj jesteś
kom we gaan spelen
Lernen beginnen
chodzmy zagrac
schaal
Lernen beginnen
miska
de kindje doet precies wat de moeder vraagt
Lernen beginnen
dziecko robi dokładnie to, o co prosi matka
voorzichtig
Lernen beginnen
ostrożnie
voorzichtig hoor
Lernen beginnen
bądź ostrożny
valt uit (bijvoorbeeld door kanker)
Lernen beginnen
wypada (np z rak)
stout kind
Lernen beginnen
niegrzeczne dziecko
luisteren
Lernen beginnen
słuchać
luisteren
Lernen beginnen
słuchać
we doen het nog een keer
Lernen beginnen
robimy to jeszcze raz
hij lacht weer
Lernen beginnen
znowu się śmieje
valt naar/op de grond
Lernen beginnen
spada na ziemię
het ei valt op de grond/vloer
Lernen beginnen
jajko spada na podłogę
mouder is boos op haar kindje
Lernen beginnen
mama jest zla na dziecko
Jij bent gek / ben je helemaal gek
Lernen beginnen
oszalałeś
Gooi
Lernen beginnen
rzucic
neemt (bijvoorbeeld medicijnen)
Lernen beginnen
przyjmuje (np leki)
begrijpen
Lernen beginnen
rozumiec
gevaarlijk
Lernen beginnen
niebezpieczny
maar patricia begrijpt niets
Lernen beginnen
ale patrycja nie rozumie nic
ze lacht weer
Lernen beginnen
znowu się uśmiecha
sneeuw
Lernen beginnen
snieg
sneeuwman, sneeuwpop
Lernen beginnen
balwan
trekt zijn jas aan
Lernen beginnen
zakłada płaszcz
koud
Lernen beginnen
zimno
handschoenen dragen, trekt handschoenen
Lernen beginnen
zakladac rekawiczki
muts
Lernen beginnen
czapka
schoenen, laarzen
Lernen beginnen
buty
grote sneeuwbal
Lernen beginnen
duza kula sniegu
bollen/ballen
Lernen beginnen
kulki
takje
Lernen beginnen
galazka
sjaal op een sneeuwpop
Lernen beginnen
szalik na bałwanku
hoofd
Lernen beginnen
glowa
bijna
Lernen beginnen
prawie
Mama, mag ik twee appels voor mijn sneeuwpop?
Lernen beginnen
Mamusiu, czy mogę dostać dwa jabłka dla mojego bałwanka?
drukt
Lernen beginnen
wciskac, nacisnij
helemaal
Lernen beginnen
calkowicie
gevonden
Lernen beginnen
znalezione
nergens
Lernen beginnen
nigdzie
schatje
Lernen beginnen
skarbie
ben jij niet lekker of zo
Lernen beginnen
nie czujesz się dobrze czy coś
boos, kwaad
Lernen beginnen
wkurzony
het was geen leuk spel
Lernen beginnen
to nie była fajna gra
het jack, jas
Lernen beginnen
kurtka
zenuwachtig, nervus
Lernen beginnen
nerwowy
hij knikt
Lernen beginnen
kiwa głową
verdorie
Lernen beginnen
Cholera
verwarming
Lernen beginnen
ogrzewanie
douche
Lernen beginnen
prysznic
terugzetten, neerzetten
Lernen beginnen
odłożyć
afwassen
Lernen beginnen
zmywanie naczyń
stofzuigen
Lernen beginnen
odkurzanie
niemand
Lernen beginnen
nikt
de zomer
Lernen beginnen
lato
dik
Lernen beginnen
gruby
houden
Lernen beginnen
trzymac
loslaten
Lernen beginnen
odpuscic sobie
terugzetten, terugleggen
Lernen beginnen
położyć z powrotem
nooit meer
Lernen beginnen
nigdy więcej
gevaarlijk
Lernen beginnen
niebezpieczny
onderin
Lernen beginnen
na dnie
de hond
Lernen beginnen
pies
kraan met water
Lernen beginnen
kran z woda
gasfornuis
Lernen beginnen
Kuchenka
juist
Lernen beginnen
prawidłowy
Aardbei
Lernen beginnen
truskawka
iedereen gaat naar binnen, idereen stapt in
Lernen beginnen
wszyscy wchodzą do środka
mevrouw, wilt u misschien wat drinken
Lernen beginnen
Proszę pani, czy chce się pani czegoś napić?
Mevrouw, wilt u nog een kopje koffie?
Lernen beginnen
Proszę pani, czy chce pani jeszcze jedną filiżankę kawy?
Ja graag
Lernen beginnen
tak poprosze
het vliegtuig landt
Lernen beginnen
samolot londuje
niemand zit
Lernen beginnen
nikt nie siedzi
de zee
Lernen beginnen
morze
strand
Lernen beginnen
plaza
iedereen werkt
Lernen beginnen
wszyscy pracuja
ze draagt een paar boeken
Lernen beginnen
ma przy sobie kilka książek
het meisje gaat naar school
Lernen beginnen
dziewczyna idzie do szkoly
een man bij de bushalte zegt tegen een collega
Lernen beginnen
mężczyzna na przystanku mówi do kolegi
hoge hak
Lernen beginnen
wysoki obcas
sportschoenen
Lernen beginnen
sportowe buty
de zon schijnt
Lernen beginnen
świeci słońce
warm
Lernen beginnen
cieplo
de thermometer is hoog (geeft hoge temperatuur aan)
Lernen beginnen
termometr jest wysoko(wskazuje wysoka temperature)
het is lekker warm buiten
Lernen beginnen
na zewnątrz jest miło i ciepło
een joungetje kijkt naar buiten
Lernen beginnen
mały chłopiec wygląda na zewnątrz
de thermometer staat laag. de thermometer staat onder nul
Lernen beginnen
termometr jest niski(temperatura). temperatura jest poniżej zera
dit is het strand
Lernen beginnen
to jest plaża
de dochter
Lernen beginnen
córka
leuk zwemmen. en ook lekker spelen
Lernen beginnen
poplywajmy! a takze pograjmy
ze stappen in en rijden weg
Lernen beginnen
wsiadają i odjeżdżają
het meisje rent de zee in
Lernen beginnen
dziewczynka wbiega do morza
ze vindt zwemmen heel erg leuk
Lernen beginnen
ona bardzo lubi plywac
heel erg
Lernen beginnen
bardzo
ze zont
Lernen beginnen
ona opala się
de winter
Lernen beginnen
zima
de lente
Lernen beginnen
wiosna
maar trek je dikke jas aan/maar doe wel je dikke jas aan
Lernen beginnen
ale załóż swój gruby płaszcz
Winter jas
Lernen beginnen
kurtka zimowa
eerst, eerst
Lernen beginnen
pierwszy, najpierw
dan
Lernen beginnen
nastepnie
dan zet haar muts op
Lernen beginnen
a następnie zakłada kapelusz
trekt dan zijn schoenen aan
Lernen beginnen
a potem zakłada buty
de termometer gaat verder omhoog. de temperatuur gaat verder omhoog
Lernen beginnen
termometr nadal rośnie. temperatura nadal rośnie
de temperatuur is boven 0. De sneeuwpop smel
Lernen beginnen
temperatura jest powyżej 0. Bałwan topi się
in de winter schaatsen mensen op het ijs
Lernen beginnen
zimą ludzie jeżdżą na łyżwach po lodzie
schaatsen
Lernen beginnen
lyzwy
Vandaag is het mooi weer/ het is vandaag lekker weer
Lernen beginnen
dziś jest ładna pogoda
we gaan naar de zee
Lernen beginnen
idziemy nad morze
ze gaan op weg
Lernen beginnen
ruszają w drogę
de train vertrekt tien voor half elf
Lernen beginnen
pociąg odjeżdża o 12:20
wachtrij voor de kassa, rij voor het loket
Lernen beginnen
kolejka przed kasą
treinkaartje
Lernen beginnen
bilet pociagowy
ze moeten wachten op de trein
Lernen beginnen
oni musza czekac na pociag
de trein komt eraan
Lernen beginnen
pociąg nadjeżdża
de conducteur controleert de tickets/kaartjes
Lernen beginnen
konduktor sprawdza bilety
aandoen
Lernen beginnen
założyć
uitdoen
Lernen beginnen
zdjac
halve
Lernen beginnen
połowa
retent
Lernen beginnen
wycofać się
wiel
Lernen beginnen
koło
ga op reis
Lernen beginnen
wyjechać na wycieczkę
De trein komt eraan
Lernen beginnen
Nadjeżdża pociąg
komt naar voren
Lernen beginnen
pojawia się
knipt de kaartje
Lernen beginnen
przecina bilet
tram halte
Lernen beginnen
przystanek tramwajowy
kantoor
Lernen beginnen
biuro
geluk
Lernen beginnen
szczescie
halte
Lernen beginnen
zatrzymaj się
plotseling
Lernen beginnen
nagłe
broekzakken
Lernen beginnen
kieszenie spodni
niemand
Lernen beginnen
nikt
en
Lernen beginnen
i
kalm
Lernen beginnen
spokoj
haast
Lernen beginnen
pospiech
schiet op
Lernen beginnen
pospiesz sie
zakdoek
Lernen beginnen
chusteczka do nosa
uitstekend, perfect
Lernen beginnen
doskonały
voelen
Lernen beginnen
czuć
de fabriek
Lernen beginnen
fabryka
ruiken
Lernen beginnen
zapach
slaperig
Lernen beginnen
senny
herfst
Lernen beginnen
jesień
een enkele ticket
Lernen beginnen
bilet jednorazowy
retour ticket
Lernen beginnen
bilet powrotny
gezin
Lernen beginnen
rodzina
in een huis woont een gezin
Lernen beginnen
w domu mieszka rodzina
veel gezinnen wonen in een flat
Lernen beginnen
wiele rodzin żyje w mieszkaniu(bloku)
flat
Lernen beginnen
mieszkanie (blok)
groter
Lernen beginnen
wiekszy
de boom is hoog, maar de flat is hoger
Lernen beginnen
drzewo jest wysokie, ale mieszkanie jest wyższe
kerk
Lernen beginnen
kosciol
hoge toren
Lernen beginnen
wysoka wieza
naast
Lernen beginnen
obok
hoger
Lernen beginnen
wyższy
dorp
Lernen beginnen
wies
plaatje
Lernen beginnen
zdjecie
de kip
Lernen beginnen
kurczak
koe
Lernen beginnen
krowa
eieren
Lernen beginnen
jajka
boerderij
Lernen beginnen
gospodarstwo
varken
Lernen beginnen
swinia
wij eten het vless van het varken
Lernen beginnen
my jemy mieso ze swini
het paard is groter dan de kip. De kip is veel kleiner
Lernen beginnen
kon jest wiekszy niz kurczak. Kurczak jest duzo mniejszy
schapen
Lernen beginnen
owca
wol
Lernen beginnen
welna
varken en schaap zijn even groot
Lernen beginnen
świnia i owca są tej samej wielkości
even groot
Lernen beginnen
ten sam rozmiar
dieren
Lernen beginnen
zwierzęta
biggen
Lernen beginnen
prosięta
lammetje
Lernen beginnen
owieczka
geit
Lernen beginnen
koza
boederij leven dieren
Lernen beginnen
zwierzęta gospodarskie
tractor
Lernen beginnen
trakror, ciagnik
de stad
Lernen beginnen
miasto
in de stad vind je geen tractoren
Lernen beginnen
w mieście nie znajdziesz traktorów
koeien zijn niet te vinden in de stad, maar zijn te vinden in de dorpen op boerderijen
Lernen beginnen
krowy nie występują w mieście, ale można je spotkać na wsiach w gospodarstwach rolnych
grote fabriek
Lernen beginnen
duza fabryka
theaterzaal, zaal van een theater
Lernen beginnen
sala teatrowa
werkt bij de receptie, hij werkt bij de balie
Lernen beginnen
pracuje w recepcji
de man wordt wakker zegt
Lernen beginnen
mężczyzna po przebudzeniu mówi
rekken zich uit, rekken
Lernen beginnen
rozciągają się
vroeg
Lernen beginnen
wczesny
kamerjassen
Lernen beginnen
szlafroki
ze gaat eerst douchen
Lernen beginnen
najpierw weźmie prysznic
kleden ze zich aan
Lernen beginnen
ubierają się
opstaan
Lernen beginnen
wstawać
je moet naar school
Lernen beginnen
musisz iść do szkoły
nog erg
Lernen beginnen
wciąż bardzo
hij is nog steeds erg slaperig
Lernen beginnen
on jest wciaz bardzo spiacy
snel
Lernen beginnen
szybko
ik heb geen zin
Lernen beginnen
Nie jestem w nastroju
geen gezeur
Lernen beginnen
bez marudzenia
Eruit. Ik tel tot drie.
Lernen beginnen
Wysiadaj. Liczę do trzech.
bang
Lernen beginnen
wystraszony
duwt
Lernen beginnen
popycha
de bus rijdt weg
Lernen beginnen
bus odjechal
de bus was net weg
Lernen beginnen
autobus właśnie odjechał
de zoon
Lernen beginnen
syn
schrijft u maar een briefje
Lernen beginnen
napisz list
de leraar, onderwijzeres
Lernen beginnen
nauczyciel
gaan jullie maar snel op jullie plaatsen zitten
Lernen beginnen
proszę szybko zająć miejsca
de plaats
Lernen beginnen
miejsce
ramon komt een half uur te laat
Lernen beginnen
ramon spóźnia się pół godziny
ga maar snel zitten
Lernen beginnen
usiądź szybko
ze gaat verder met de les
Lernen beginnen
kontynuuje lekcję
hoeveel?
Lernen beginnen
ile?
de priester
Lernen beginnen
ksiądz
gelovigen
Lernen beginnen
wierzący
bidden
Lernen beginnen
modlić się
ze knielen op de banken en bidden
Lernen beginnen
oni klęczą w ławkach i modlą się
zingen
Lernen beginnen
śpiewać
moskee
Lernen beginnen
meczet
stapel boeken
Lernen beginnen
stos książek
vooral
Lernen beginnen
zwłaszcza
ochtend
Lernen beginnen
rano
vrachtwagen, vrachtauto
Lernen beginnen
ciężarówka
feliciteren
Lernen beginnen
gratulacje
de broer
Lernen beginnen
brat
we zien elkaar niet vaak
Lernen beginnen
nie widujemy się często
het gesprek
Lernen beginnen
rozmowa
dier
Lernen beginnen
zwierze
cadeau
Lernen beginnen
prezent
Enkele mensen, weining mensen
Lernen beginnen
Kilku ludzi
ouders wonen
Lernen beginnen
rodzice mieszkają
de verjaardag
Lernen beginnen
urodziny
samen
Lernen beginnen
razem
iets
Lernen beginnen
cos
ik ga wat voor je tekenen
Lernen beginnen
narysuję coś dla ciebie
cirkel en vierkant
Lernen beginnen
koło i kwadrat
driehoek en rechthoek
Lernen beginnen
trójkątem i prostokątem
heel goed
Lernen beginnen
bardzo dobrze
hierboven
Lernen beginnen
powyżej
hieronder
Lernen beginnen
poniżej
opnieuw
Lernen beginnen
ponownie
midden
Lernen beginnen
srodek
aanwijzen
Lernen beginnen
zwrocic uwage
makkelijk
Lernen beginnen
latwe
masker
Lernen beginnen
maska
het pistool
Lernen beginnen
pistolet
het gezicht
Lernen beginnen
twarz
een dief met een masker over zijn gezicht en met een pistool in zijn hand
Lernen beginnen
zlodziej w masce na twarzy i z pistoletem w rece
waar is de kluis?
Lernen beginnen
gdzie jest sejf
geen grapje
Lernen beginnen
bez żartów
geven, geef
Lernen beginnen
dawać
de man geeft de dief snel zijn horloge
Lernen beginnen
mężczyzna szybko oddaje złodziejowi swój zegarek
ring
Lernen beginnen
pierscionek
de vrouw is bang. ze huilt
Lernen beginnen
kobieta boi się. płacze
waarschuwen
Lernen beginnen
ostrzegac
arresteren
Lernen beginnen
aresztowac
mensen moeten veel met elkaar praten
Lernen beginnen
ludzie muszą ze sobą dużo rozmawiać
Hij heeft lang haar
Lernen beginnen
on ma dlugie wlosy
de nek
Lernen beginnen
szyja
ik vind jouw haar te lang
Lernen beginnen
Myślę, że masz za długie włosy
kapper
Lernen beginnen
fryzjer
de kapper knipt het haar van de jongen heel kort
Lernen beginnen
fryzjer ściął chłopcu włosy na bardzo krótko
ik vind het niet mooi
Lernen beginnen
Nie podoba mi się to
baard
Lernen beginnen
broda
man met baard gaat naar de kapper
Lernen beginnen
mężczyzna z brodą idzie do fryzjera
ik wil graag deze baard eraf
Lernen beginnen
chciałbym pozbyć się tej brody
eerst zeept de kapper zijn baard in
Lernen beginnen
najpierw fryzjer mydli brodę
dan scheert de kapper de baard eraf
Lernen beginnen
następnie fryzjer zgolił brodę
snor
Lernen beginnen
wąsy
de man heeft geen snor meer
Lernen beginnen
mężczyzna nie ma już wąsów
krullen
Lernen beginnen
loczki
Wassen
Lernen beginnen
myc
haardroger, droogkap
Lernen beginnen
suszarka do włosów
dit is een gangpad
Lernen beginnen
to jest przejście
shampoo fles
Lernen beginnen
butelka szamponu
aërosol
Lernen beginnen
aerosol
de kassier rekent
Lernen beginnen
kasjer liczy
doe de wortels maar in de wagen
Lernen beginnen
wloz marcherke do koszyka
vanavond
Lernen beginnen
dzis wieczorem
betaalt voor boodschappen
Lernen beginnen
płaci za artykuły spożywcze
de man pakt een blik conserven en slaat de prijs op de kassa aan
Lernen beginnen
mężczyzna bierze puszkę konserw i wybija cenę na kasie
de man slaat de prijzen van de boodschappen aan
Lernen beginnen
mężczyzna wybija ceny artykułów spożywczych
de rivier
Lernen beginnen
rzeka
hij kan het niet tillen
Lernen beginnen
on nie może go podnieść
zwaar
Lernen beginnen
ciężki
voeten
Lernen beginnen
stopy
aanraken
Lernen beginnen
dotykać
borden
Lernen beginnen
talerze
blijft
Lernen beginnen
pozostaje
rustig
Lernen beginnen
cichy
wegrijden
Lernen beginnen
odjeżdżanie
horen
Lernen beginnen
słyszeć
vertellen
Lernen beginnen
powiedzieć
de bril
Lernen beginnen
okulary
het kantoor, bureau
Lernen beginnen
biuro
lezers
Lernen beginnen
czytelnicy
het is rustig
Lernen beginnen
jest cicho
beitel
Lernen beginnen
dłuto
brand, vuurtje
Lernen beginnen
ogien
je bent moe.
Lernen beginnen
jestes zmeczony
kan ik komen
Lernen beginnen
czy mogę przejść
kant u dat nog een keer uitleggen
Lernen beginnen
Czy mógłbyś to jeszcze raz wyjaśnić?
dun
Lernen beginnen
cienki, chudy
rond
Lernen beginnen
okrągły
schieten
Lernen beginnen
strzelanie
touw
Lernen beginnen
lina
steen
Lernen beginnen
kamien
gordijnen
Lernen beginnen
zasłony
het smaakt zuur
Lernen beginnen
smakuje kwaśno
het smaakt zoet
Lernen beginnen
smakuje slodko
scherp
Lernen beginnen
ostry
volle zak/tas
Lernen beginnen
pełna torba
de kat
Lernen beginnen
kot
de regen
Lernen beginnen
deszcz
ruikt goed/lekker
Lernen beginnen
ładnie pachnie
zeep
Lernen beginnen
mydlo
maakt geluid
Lernen beginnen
Robi hałas
het heeft een ronde vorm
Lernen beginnen
ma kształt okrągły
ruik je
Lernen beginnen
czuc zapach
proef je
Lernen beginnen
posmakować cię (jezykiem)
blad papier
Lernen beginnen
kartka papieru
smaakt scherp
Lernen beginnen
smakuje ostro
wit en dun
Lernen beginnen
biały i cienki
gat
Lernen beginnen
otwor
graven
Lernen beginnen
kopac
denkt,
Lernen beginnen
uwaza, mysli
Wat ben je aan het doen?
Lernen beginnen
Co robisz?
waarom doe je dat
Lernen beginnen
dlaczego to robisz
gewoon omdat ik dat wil
Lernen beginnen
po prostu dlatego, że chcę
dood
Lernen beginnen
martwy
de maan schijnt
Lernen beginnen
ksiezyc swieci
vreemd
Lernen beginnen
dziwne
moord, doodgemaakt
Lernen beginnen
zabujstwo
klimt over de schutting
Lernen beginnen
wspina się przez płot
de zon komt op
Lernen beginnen
słońce wschodzi
planken
Lernen beginnen
deski
helemaal hout, al het hout
Lernen beginnen
cale drewno
ladder
Lernen beginnen
drabina
de mannen zetten de ladder tegen de schutting
Lernen beginnen
mężczyźni przystawili drabinę do ogrodzenia
klimt op de ladder
Lernen beginnen
wchodzenie po drabinie
timmerman
Lernen beginnen
stolarz
paar uren
Lernen beginnen
kilka godzin
boormachine
Lernen beginnen
wiertarka
met een boormachine boor je en gat
Lernen beginnen
za pomocą wiertarki wierci się otwór
beton
Lernen beginnen
beton
het zwembad
Lernen beginnen
basen
hoe dom ik was
Lernen beginnen
jaki byłem głupi
inderdaad
Lernen beginnen
rzeczywiście
zijden
Lernen beginnen
boki
omgekeerde
Lernen beginnen
odwrotna strona
dat klopt
Lernen beginnen
to prawda
ze lopen op straat
Lernen beginnen
oni chodzą po ulicy
tussen
Lernen beginnen
między
lijkt
Lernen beginnen
wydaje się
het verkeersbord
Lernen beginnen
znak drogowy
voetpad
Lernen beginnen
ścieżka dla pieszych
wat heb je geleerd
Lernen beginnen
czego sie nauczyles
uitstekend
Lernen beginnen
doskonale
diep
Lernen beginnen
gleboki
begrafenis
Lernen beginnen
pogrzeb
vervelend
Lernen beginnen
paskudny
slordig
Lernen beginnen
niechlujny
waspoeder
Lernen beginnen
proszek do prania

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.