poczatek

 0    88 Datenblatt    guest2785805
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
jak się masz?
Lernen beginnen
hoe gaat het met u?
Dobrze! Tak Sobie! Nie dobrze! źle!
Goed! Het gaat wel! Niet do goed! Slecht!
Jak się nazywasz?
Lernen beginnen
Hoe heet jij?
Ik heet Małgorzata
z jakiego kraju pochodzisz
Lernen beginnen
uit welk land kom jij?
ik kom uit polen
w jakim języku mówisz?
Lernen beginnen
welke taal spreek jij?
Ik spreekt Pools.
gdzie mieszkasz?
Lernen beginnen
waar woon jij?
Ik woon on Eeklo.
Jak dostajesz się do szkoły?
Lernen beginnen
Hoe kom jij naar school?
Ik kom met de auto naar school.
Czy jest Pan żonaty? Czy masz dzieci?
Lernen beginnen
Ben jij getrouwd? Heb jij kinderen?
jestem mężatką i mam dzieci
Ja, ik ben getrouwd. Ja, ik ben kinderen.
Jak długo mieszkasz w Belgii?
Lernen beginnen
Hoelang woon jij in Belgie?
Ik woon 2 jaar in Belgie.
kim jesteś? E-mail
Lernen beginnen
wie ben jij? E-mail
Jak to przeliterujesz?
Lernen beginnen
Hoe spel je dat?
od A do Z
Lernen beginnen
van a to z
alfabet
Ile? Ile/to kosztuje...?
Lernen beginnen
Hoeveel? Hoeveel kost de/het...?
Co mogę?
Lernen beginnen
Wat kan ik?
słownictwo liczebnikow
Lernen beginnen
woordenschat
1,2,3...
która godzina?
Lernen beginnen
hoe laat is het?
jest 2 godzina
Het is ...2 uur
wyjazd
Lernen beginnen
vertrek
samolotem odloty
om 2 uur
Przepraszam, która godzina?
Lernen beginnen
Hoe laat is het a.u.b.?
Excuseer, mevrouw (menir), mag ik iets vragen? Ziker! Hoe laat is het a.u. b? Het is 5uur. Dank u. Geen dank!
która godzina?
Lernen beginnen
hoe laat is het?
zegarek popsuty
Excuseer, mevrouw, hoe laat is het a.u.b.? het spijt me, ik heb geen herloge! Geen probleem!
kiedy są twoje urodziny?
Lernen beginnen
wanneer verjaar jij?
ik verjaar op 1 februari.
Ile ty masz lat?
Lernen beginnen
hoe oud ben jij?
ik ben 46 jaar.
miesiace roku
Lernen beginnen
maanden van het jaar
Januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november, december.
pory roku: wiosna, lato jesień zima
Lernen beginnen
seizoenen: lente, zomer, herfst, winter
lotnisko
Lernen beginnen
het vliegveld
Jakie jest Twoje nazwisko?
Lernen beginnen
Wat is jouw familienaam?
mijn familienaam is...
czy możesz to przeliterować? Jak to przeliterujesz?
Lernen beginnen
kan je dat eens spellen? Hoe spel je dat?
o której odlatuje samolot do Rzymu?
Lernen beginnen
hoe laat vertrekt het vliegtuig naar Romę?
Het vliegtuig naar Romę om 5 uur.
0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10
Lernen beginnen
0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10
11
Lernen beginnen
elf
12
Lernen beginnen
twaalf
13
Lernen beginnen
dertien
14
Lernen beginnen
veertien
15
Lernen beginnen
vijftien
16
Lernen beginnen
zestien
17
Lernen beginnen
zeventien
18
Lernen beginnen
achttien
19
Lernen beginnen
negentien
20
Lernen beginnen
twintig
30
Lernen beginnen
dertig
40
Lernen beginnen
veertig
50
Lernen beginnen
vijftig
60
Lernen beginnen
zestig
70
Lernen beginnen
zeventig
80
Lernen beginnen
tachtig
90
Lernen beginnen
negentig
100
Lernen beginnen
honderd
tysiac
Lernen beginnen
duizend
o której otwiera się pizza?
Lernen beginnen
hoe laat gaat pizza open?
pizza is open van 6 tot 22.
jak długo pizzeria jest otwarta?
Lernen beginnen
hoelang is opent pizza hut?
pizza is open van 6 tot 22.
automatyczna sekretarka
Lernen beginnen
het antwoordappart
kiedy otwarte jest zoo w maju?
Lernen beginnen
wanneer is de zoo open is mei?
jak długo otwarte jest zoo w lipcu?
Lernen beginnen
hoelang od de zoo open is Juli?
w jakich miesiącach otwarte jest zoo Olmense?
Lernen beginnen
tijdens welke maanfen is de olmense zoo open?
o której otwarte zoo w maju?
Lernen beginnen
hoe laat gaat de zoo open im mei?
o której zoo jest zamykane we wrześniu?
Lernen beginnen
hoe laat sluit de zoo in september?
om 19u
codziennie, codziennie
Lernen beginnen
dagelijks, elke dag
codziennie, codziennie
Lernen beginnen
dagelijks, elke dag
mój
Lernen beginnen
mijn
jestem głodny
Lernen beginnen
ik heb honger
Mam książkę.
Lernen beginnen
ik heb een boek.
ty masz książkę.
Lernen beginnen
jej hebt een boek.
on/jego ma książkę
Lernen beginnen
hij /zijn heeft een boek
ona ma książkę.
Lernen beginnen
zij heeft een boek.
mamy książkę
Lernen beginnen
wij heben een boek
masz książkę
Lernen beginnen
jullie hebben een boek
mają książkę
Lernen beginnen
zij hebben een boek
basen
Lernen beginnen
de zwembad
stacja
Lernen beginnen
het station
Supermarket
Lernen beginnen
de supermarrkt
Co mogę?
Lernen beginnen
Wat kan ik?
słownictwo
Lernen beginnen
woordenschat
dzień
Lernen beginnen
de dag
Poniedziałek, wtorek, Środa ,...
Lernen beginnen
maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag, zondag.
Boże Narodzenie
Lernen beginnen
kerstmis
nowy rok
Lernen beginnen
Nieuwjaar
święta Wielkanocne
Lernen beginnen
pasen
dzień zamknięcia
Lernen beginnen
sluitingsdag[en]
dzień tygodnia, w którym sklep jest zamknięty
Lernen beginnen
de dag on de week waarop de winkel gesloten is
otwarte w sposób ciągły
Lernen beginnen
doorlopend open
przerwa na lunch
Lernen beginnen
de middagpauze
'rankiem
Lernen beginnen
's morgens
od 6-12
'po południu
Lernen beginnen
'smiddags
12-18
'wieczorem
Lernen beginnen
's avonds
18-24
'w nocy
Lernen beginnen
's nachts
24-6
podpis
Lernen beginnen
handtekening
Data urodzenia
Lernen beginnen
geboortedatum
gmina
Lernen beginnen
gemeente[s]
imię
Lernen beginnen
naam
krzesło
Lernen beginnen
de stoel

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.