podstawowe zwroty Holenderski

 0    45 Datenblatt    kasiam10
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
Wie ben je van beroep?
Lernen beginnen
Kim jesteś z zawodu?
Ik hou niet van saaie conversaties.
Lernen beginnen
Nie lubię nudnych rozmów.
Wat is jouw naam?
Lernen beginnen
Jak masz na imię?
Ik ben leraar.
Lernen beginnen
Jestem nauczycielem.
Ik rook niet.
Lernen beginnen
Nie palę.
Hoe oud ben jij?
Lernen beginnen
Ile masz lat?
Waar kom jij vandaan?
Lernen beginnen
Skąd pochodzisz?
Uit welk land kom je?
Lernen beginnen
Z jakiego kraju pochodzisz?
wie ben jij?
Lernen beginnen
kim jesteś?
Wat is je achternaam?
Lernen beginnen
Jak masz na nazwisko?
Waar woon jij?
Lernen beginnen
Gdzie mieszkasz?
Waarin ben je geïnteresseerd?
Lernen beginnen
Czym się interesujesz?
Hoe heet jij?
Lernen beginnen
Jak się nazywasz?
Kom je eten?
Lernen beginnen
Idziesz na obiad?
Kom jij ook uit Spanje?
Lernen beginnen
Ty też jesteś z Hiszpanii
Ik kom uit Polen.
Lernen beginnen
Pochodzę z Polski.
Welke taal spreek je?
Lernen beginnen
W jakim języku mówisz?
Welke dag is het eigenlijk vandaan?
Lernen beginnen
Z którego to właściwie dnia?
en nu de buurman van Ania
Lernen beginnen
a teraz sąsiad Ani
uit welke plaats kom jij?
Lernen beginnen
z jakiego miejsca jesteś
Wat is je nationaliteit?
Lernen beginnen
Jaka jest Twoja narodowość?
En war woon je nu?
Lernen beginnen
A gdzie teraz mieszkasz?
Mijn zus heet Sandra.
Lernen beginnen
Moja siostra nazywa się Sandra.
Ik woon nu in Veghel.
Lernen beginnen
Teraz mieszkam w Veghel.
waar of niet waar
Lernen beginnen
prawda czy fałsz
leuk je te ontmoeten
Lernen beginnen
miło cię poznać
jij bent Ania, he?
Lernen beginnen
jesteś Ania, prawda?
geen probleem
Lernen beginnen
nie ma problemu
Wilt u iets drinken?
Lernen beginnen
Chcesz coś do picia?
Wil je koffie? Ja, graag.
Lernen beginnen
Czy chcesz kawę? Tak proszę.
Ik wil graag thee met citroen.
Lernen beginnen
Poproszę herbatę z cytryną.
Ik begrijp het niet.
Lernen beginnen
Nie rozumiem.
Geef mij een voorbeeld.
Lernen beginnen
Daj mi przykład.
Zeg dat met andere woorden.
Lernen beginnen
Powiedz to innymi słowami.
Wat is het verschil tussen A en B?
Lernen beginnen
Jaka jest różnica pomiędzy A i B?
Kan je dat herhalen?
Lernen beginnen
Możesz to powtórzyć?
Kun je dat spellen, alstublieft?
Lernen beginnen
Możesz to przeliterować, proszę?
Zeg dat nogmaals.
Lernen beginnen
Powiedz to jeszcze raz.
Kun je dat opschrijven?
Lernen beginnen
Możesz to zapisać?
Wat bedoel je?
Lernen beginnen
Co masz na myśli?
Nee, geen koffie.
Lernen beginnen
Nie, nie kawę.
al
Lernen beginnen
już
leeg
Lernen beginnen
pusty
in plaats van (kan ik frietjes in plaats van aardappelen krijgen?)
Lernen beginnen
zamiast (czy mogę dostać frytki zamiast ziemniaków?)
Ik ben nu zo afgevinkt
Lernen beginnen
Jestem teraz taki wkurzony

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.