Frage |
Antworten |
Budujemy dom, aby mieć więcej miejsca. Lernen beginnen
|
|
We bouwen een huis zodat we meer ruimte hebben.
|
|
|
Dzwoni do mamy, bo za nią tęskni. Lernen beginnen
|
|
Hij belt zijn moeder omdat hij haar mist.
|
|
|
Czyta gazetę, gdy je śniadanie. Lernen beginnen
|
|
Zij leest de krant terwijl ze ontbijt.
|
|
|
Słucham muzyki, bo to jest relaksujące. Lernen beginnen
|
|
Ik luister naar muziek omdat het ontspannend is.
|
|
|
Jedziemy na plażę, żeby móc popływać. Lernen beginnen
|
|
We rijden naar het strand zodat we kunnen zwemmen.
|
|
|
Ciężko się uczy, żeby otrzymać dobre oceny. Lernen beginnen
|
|
Hij studeert hard zodat hij goede cijfers haalt.
|
|
|
Chodzi do biblioteki, bo potrzebuje książek. Lernen beginnen
|
|
Zij gaat naar de bibliotheek omdat ze boeken nodig heeft.
|
|
|
Noszę kurtkę, bo jest zimno. Lernen beginnen
|
|
Ik draag een jas omdat het koud is.
|
|
|
Idziemy na stację pieszo, bo autobus jest pełny. Lernen beginnen
|
|
We lopen naar het station omdat de bus vol is.
|
|
|
Sprząta dom, gdy słucha muzyki. Lernen beginnen
|
|
Hij maakt het huis schoon terwijl hij muziek luistert.
|
|
|
Maluje obrazy, bo to jest jej hobby. Lernen beginnen
|
|
Zij schildert een schilderij omdat het haar hobby is.
|
|
|
Jem jabłko, bo to jest zdrowe. Lernen beginnen
|
|
Ik eet een appel omdat het gezond is.
|
|
|
Kładziemy się wcześnie spać, żeby dostać wystarczająco snu. Lernen beginnen
|
|
We gaan vroeg naar bed zodat we genoeg slaap krijgen.
|
|
|
Trenuje codziennie, bo chce zachować formę. Lernen beginnen
|
|
Hij traint elke dag omdat hij fit wil blijven.
|
|
|
Ona nosi kapelusz, ponieważ świeci słońce. Lernen beginnen
|
|
Zij draagt een hoed omdat de zon schijnt.
|
|
|
Pracuję do późna, bo mam termin. Lernen beginnen
|
|
Ik werk laat omdat ik een deadline heb.
|
|
|
Pijemy kawę podczas gdy rozmawiamy. Lernen beginnen
|
|
We drinken koffie terwijl we praten.
|
|
|
Patrzy w gwiazdy, bo lubi astronomię. Lernen beginnen
|
|
Hij kijkt naar de sterren omdat hij van astronomie houdt.
|
|
|
Jeśli pada deszcz, biorę ze sobą parasol. Lernen beginnen
|
|
Als het regent, neem ik een paraplu mee.
|
|
|
Przyjdę na twoją imprezę, jeśli będę miał czas. Lernen beginnen
|
|
Ik kom naar je feestje als ik tijd heb.
|
|
|
Jeśli będziesz ciężko pracować, odniesiesz sukces. Lernen beginnen
|
|
Als je hard werkt, zul je slagen.
|
|
|
Idziemy do parku, gdy jest ładna pogoda. Lernen beginnen
|
|
We gaan naar het park als het mooi weer is.
|
|
|
Gdybym był bogaty, kupiłbym duży dom. Lernen beginnen
|
|
Als ik rijk was, zou ik een groot huis kopen.
|
|
|
Zadzwoni do mnie, kiedy skończy. Lernen beginnen
|
|
Ze belt me als ze klaar is.
|
|
|
Jeśli będziesz potrzebować pomocy, daj mi znać. Lernen beginnen
|
|
Als je hulp nodig hebt, laat het me weten.
|
|
|