→ Taaleffect → Start Lernen / Flashcards Herunterladen MP3

Frage		Antworten
prawa i obowiązki Lernen beginnen		rechten en plichten
uzależniony od Lernen beginnen		verslaafd aan
temat Lernen beginnen		onderwerp
porozmawiamy później Lernen beginnen		spreek met je straks
miski, miseczki Lernen beginnen		kommetjes
miski, miseczki Lernen beginnen		schaaltjes
pudełko (np. na żywność) Lernen beginnen		bakjes
głęboki talerz (do zupy) Lernen beginnen		diepe soepbord
nie jest tak źle Lernen beginnen		het valt mee
nie jest takie straszne Lernen beginnen		het is niet zo erg
to było trudne Lernen beginnen		het valt tegen
Mogę sobie to wyobrazić Lernen beginnen		dat kan ik me voorstellen
mogę sobie to wyobrazić /zobaczyć Lernen beginnen		dat zie ik voor me
jeździłam na łyżwach Lernen beginnen		ik heb geschaatst
ostatni raz, kiedy byłam mała Lernen beginnen		de laatste keer was toen ik klein was
Kask na głowę Lernen beginnen		helm op je hoofd
dla ochrony Lernen beginnen		voor de bescherming
w nocy Lernen beginnen		in de nacht
w ciągu dnia (w dzien) Lernen beginnen		overdag
zjadłeś dużo czy z umiarem? Lernen beginnen		heb je veel gegeten of met mate?
Tak już jest / przysługuje Lernen beginnen		dat hoort erbij
częścią Bożego Narodzenia jest dużo jedzenia Lernen beginnen		bij de kerst hoort veel eten
część tematu / jest częścią tematu Lernen beginnen		hoort bij thema
katar towarzyszy grypie Lernen beginnen		loopneus hoort bij griep
Zgadzam się z tobą. Lernen beginnen		Ik ben het met je eens.
fizycznie i psychicznie (duchowo) Lernen beginnen		lichamelijk en geestelijk
Co sądzisz o tym? Lernen beginnen		Wat vind je daarvan?
atrakcyjny/ atrakcyjne Lernen beginnen		aantrekkelijk
tak nie powinno / to nie jest w porządku Lernen beginnen		het hoort niet zo
to jest brak szacunku do Ciebie Lernen beginnen		dat is respectloos tegenover jou
to jest niejasne / mylące Lernen beginnen		dat is verwarrend
Jesteś świadomy jak długo patrzysz Lernen beginnen		je bent bewust hoelang je kijkt
świadomy Lernen beginnen		bewust
nieprzytomny Lernen beginnen		buiten bewustzijn
rzeczy Lernen beginnen		dingen
mieć wpływ Lernen beginnen		invloed hebben
do dzieła! Lernen beginnen		aan de slag!
pogoda Lernen beginnen		het weer
prognoza pogody Lernen beginnen		het weerbericht
wiatr Lernen beginnen		de wind
burza Lernen beginnen		de storm
deszcz Lernen beginnen		de regen
deszczowy Lernen beginnen		regenachtig
przejaśnienie Lernen beginnen		de opklaring
Wybrzeże, brzeg (morskie) Lernen beginnen		de kust
mróz Lernen beginnen		de vorst
grad Lernen beginnen		de hagel
śnieg Lernen beginnen		de sneeuw
chmury, zachmurzenie Lernen beginnen		de bewolking
pochmurnie Lernen beginnen		bewolkt
podmuch / uderzenie wiatru Lernen beginnen		de windstoten
siła wiatru Lernen beginnen		de windkracht
burza Lernen beginnen		het onweer
opad Lernen beginnen		de neerslag
ulewa Lernen beginnen		de regenbui
parasol Lernen beginnen		de paraplu
tęcza Lernen beginnen		regenboog
oparzenia Lernen beginnen		brandwonden
świadek Lernen beginnen		getuig
naoczni świadkowie Lernen beginnen		ooggetuigen
kradzież Lernen beginnen		diefstal
Antybiotyki jeszcze działają Lernen beginnen		antibiotica heeft nog werking
ogólny Lernen beginnen		algemeen
bez efektu / bez wpływu Lernen beginnen		geen invloed
antybiotyki muszą przestać działać Lernen beginnen		antibiotica moet uitwerken
fałszować Lernen beginnen		vervalsen
ulotka (przy lekarstwie) Lernen beginnen		bijsluiter
wynik Lernen beginnen		resultaat
wysypka Lernen beginnen		uitslag
trochę się przestraszyłam Lernen beginnen		ik ben een beetje geschrokken
to zależy od Ciebie, czy to od lekarza Lernen beginnen		het ligt aan jou of het ligt aan de dokter
on pyta mnie Lernen beginnen		hij vraagt aan mij
budynek Lernen beginnen		gebouw
uważać / być uważnym Lernen beginnen		voorzichtig zijn
ostrożność w ruchu drogowym Lernen beginnen		opletten in het verkeer
hamulec Lernen beginnen		rem
sprzęgło Lernen beginnen		koppeling
zwracać uwagę Lernen beginnen		opletten
w miejsce (czegoś, kogoś) Lernen beginnen		in plaats van
wcisnąć (guzik, przycisk) Lernen beginnen		ingedrukt
przypadkowo / przypadek Lernen beginnen		per ongeluk
celowo, celowy Lernen beginnen		met opzet / opzettelijk
była szkoda? coś się uszkodziło? Lernen beginnen		was er schade?
ten człowiek pomylił się Lernen beginnen		die man is verwarrend
Utknąłem w korku / stałem w korku Lernen beginnen		ik stond in de file
zaspałem Lernen beginnen		ik heb me verslapen
Co jest powodem, że się spóźniłeś? Lernen beginnen		wat is de reden dat je te laat bent?
niebezpieczny Lernen beginnen		gevaarlijk
nie próbuj Lernen beginnen		probeer het niet
Nie waż się tego zrobić! Lernen beginnen		Waag het niet te doen!
Nie odważę się Lernen beginnen		Ik waag het niet
Nie śmiem. Lernen beginnen		ik durf het niet
Mam cię Lernen beginnen		Ik heb je door
eksplodować Lernen beginnen		ontploften
tak jakby Lernen beginnen		alsof
drobne/małe kawałki Lernen beginnen		brokstukken
katastrofalny / dramatyczny Lernen beginnen		rampzalig
pojazd Lernen beginnen		wagen
nieprawdopodobny, niewiarygodny Lernen beginnen		ongelofelijk
hucznego sylwestra Lernen beginnen		knallende jaarwisseling
Pierwsze wrażenie jest najważniejsze Lernen beginnen		eerste indruk is het belangrijkst
ogromne Lernen beginnen		enorm
bylam pod ogromnym wrażeniem Lernen beginnen		Ik was enorm onder de indruk.
który jest znany Lernen beginnen		dat is bekend
Myślę, że tak Lernen beginnen		ik denk zo
moja opinia / zdanie Lernen beginnen		mijn mening
w ciągu godzin otwarcia Lernen beginnen		binnen de openingstijden
zagrożenie życia Lernen beginnen		leven gevaar
Myślę, że Lernen beginnen		ik vind dat
poza godzinami otwarcia Lernen beginnen		buiten de openingstijden
Jestem ranny Lernen beginnen		ik ben gewond
moim zdaniem Lernen beginnen		volgens mij
pojazd Lernen beginnen		voertuig
rana Lernen beginnen		wond
wypadek Lernen beginnen		ongeval
od teraz Lernen beginnen		voortaan / vanaf nu
zmarły Lernen beginnen		overleden
przeżyć / przetrwać Lernen beginnen		overleven
tak musi być Lernen beginnen		dat moet zo zijn
tajny /sekret Lernen beginnen		het geheim
nie mów dalej Lernen beginnen		niet doorvertellen
potajemnie Lernen beginnen		stiekem
nikt nie widzi i nikt nie słyszy Lernen beginnen		niemand ziet het en niemand hoort het
zemdleć Lernen beginnen		flauwvallen
mój policzek był naprawdę spuchnięty Lernen beginnen		mijn wang was echt gezwollen
potajemnie jeść nutellę Lernen beginnen		stiekem nutella eten
bez tłumów Lernen beginnen		geen drukte
nie zatłoczone Lernen beginnen		niet druk
wyrwano mi ząb Lernen beginnen		Ik heb mijn kies laten uittrekken
rozpuszczalne szwy Lernen beginnen		oplosbare hechting
mieć pecha (pechowiec) Lernen beginnen		pechvogel
przy czym Lernen beginnen		waarbij
gryźć, ugryźć Lernen beginnen		bijten
podejrzany jest zatrzymany Lernen beginnen		een verdachter is aangehouden
opuszczać, wychodzić Lernen beginnen		verlaten
ustny, ustnie Lernen beginnen		mondeling
współpracować Lernen beginnen		meewerken
idę stąd Lernen beginnen		ik ga er vandoor
bezpieczeństwo Lernen beginnen		veiligheid
pamiętać Lernen beginnen		onthouden
tak należy / tak ma być Lernen beginnen		dat hoort zo
chmura Lernen beginnen		wolken
mgła Lernen beginnen		mist
niebo Lernen beginnen		hemel
lód Lernen beginnen		ijs
klimat Lernen beginnen		klimaat
zima Lernen beginnen		winter
sklep Lernen beginnen		winkel
temperatura Lernen beginnen		temperatuur
lato Lernen beginnen		zomer
jesień Lernen beginnen		herfst
wyspa Lernen beginnen		eiland
morze Lernen beginnen		zee
wiosna Lernen beginnen		voorjaar
określić, wyznaczyć Lernen beginnen		bepalen
pustynia Lernen beginnen		woestijn
jezioro Lernen beginnen		meer
rzeka Lernen beginnen		rivier
las Lernen beginnen		bos
wynik, rezultat Lernen beginnen		uitslag
dotyczyć, obowiązywać, znaczyć Lernen beginnen		gelden
kręci mi się w głowie Lernen beginnen		ik ben duizelig
dolina Lernen beginnen		dal
zawroty głowy Lernen beginnen		de duizeligheid
piasek Lernen beginnen		zand
wyspa Lernen beginnen		eiland
Nam mdłości / Jest mi niedobrze Lernen beginnen		ik ben misselijk
nudności / mdłości Lernen beginnen		De misselijkheid
objawy Lernen beginnen		de verschijnselen
czopek Lernen beginnen		de zetpil
recepta / przepis Lernen beginnen		het recept
lek Lernen beginnen		het geneesmiddel
leki przeciwbólowe Lernen beginnen		de pijnstillers
rana Lernen beginnen		wond
zapalenie Lernen beginnen		de ontsteking
maść Lernen beginnen		de zalf
skierowanie Lernen beginnen		de verwijzing
zapalenie płuc Lernen beginnen		longontsteking
bandaż Lernen beginnen		zwachtel
kichać Lernen beginnen		niezen
wózek inwalidzki Lernen beginnen		rolstoel
szczepionka Lernen beginnen		het vaccin
głuchy Lernen beginnen		doof
szczepienie Lernen beginnen		de vaccinatie
zatkany nos (niedrożny) Lernen beginnen		verstopte neus
katar Lernen beginnen		loopneus
miłej pracy Lernen beginnen		werk ze
będzie dobrze Lernen beginnen		het komt goed
nic się nie stało, obojętnie Lernen beginnen		het maak niet uit
zostaw to / olej Lernen beginnen		laat maar (zitten)
choroba Lernen beginnen		ziekte
popatrz, zerknij Lernen beginnen		kijk maar
siatka Lernen beginnen		het net
krwawić Lernen beginnen		bloeden
przed chwilą Lernen beginnen		net
zatrucie pokarmowe Lernen beginnen		voedselvergiftiging
zatruć się Lernen beginnen		zich vergiftigen
widok Lernen beginnen		het zicht
wygląd zewnętrzny Lernen beginnen		het uiterlijk
fajnie wyglądasz Lernen beginnen		jij ziet er leuk uit
na to wygląda Lernen beginnen		zo te zien
to nie ma sensu Lernen beginnen		dat heeft geen zin
nie ma mowy Lernen beginnen		geen sprake van
wymowa Lernen beginnen		de uitspraak
spotkanie, wizyta Lernen beginnen		de afspraak
prom Lernen beginnen		veerboot
rozmowa Lernen beginnen		het gesprek
klient Lernen beginnen		klant
narada, zebranie Lernen beginnen		de vergadering
spotkanie, zebranie Lernen beginnen		de bijeenkomst
wypadek Lernen beginnen		ongeval
powietrze Lernen beginnen		lucht
pośrednictwo Lernen beginnen		de bemiddeling
samolot Lernen beginnen		vliegtuig
rzeczywiście Lernen beginnen		inderdaad
odnośnie, w związku z czymś Lernen beginnen		qua
przejęzyczyłam się Lernen beginnen		ik heb me versproken
to brzmi dobrze Lernen beginnen		dat klinkt goed
może Lernen beginnen		wellicht
drzemka Lernen beginnen		dutje
sposób Lernen beginnen		manier
stos Lernen beginnen		stapel
chociaż, jednakże Lernen beginnen		hoewel
rzucać się w oczy Lernen beginnen		opvallen
poniżej Lernen beginnen		hieronder
kilka, kilkoro, niektórzy Lernen beginnen		sommige
inny Lernen beginnen		ander
każdy Lernen beginnen		elk
podporządkować się Lernen beginnen		zich onderwerpen
prawie Lernen beginnen		bijna
wszystko Lernen beginnen		alle
ostatni Lernen beginnen		laatste
jako, jeśli Lernen beginnen		als
wsparcie Lernen beginnen		steun
coraz częściej Lernen beginnen		steeds vaker
odpowiedzialność Lernen beginnen		verantwoordelijk
rekrutacja, nabywanie Lernen beginnen		werving
werbować Lernen beginnen		werven
wkładać wysiłek, wymaga trudu Lernen beginnen		moeite nemen
w załączeniu, przy tym Lernen beginnen		hierbij
doświadczenie Lernen beginnen		ervaring
aby Lernen beginnen		om te
gdzie, w którym Lernen beginnen		waarin
w każdym razie, w każdym przypadku, Lernen beginnen		in elk geval
ulotka przy lekach Lernen beginnen		bijsluiter
uwaga Lernen beginnen		aandacht
słuchaj swojego serca, bo to prawda Lernen beginnen		luistert naar je hart, want dat klopt
pożegnanie Lernen beginnen		afscheid
nieprzygotowany Lernen beginnen		onvoorbereid
zdecydować Lernen beginnen		besluiten
omówić, uzgodnić Lernen beginnen		overleggen
zapisać, zapisywanie Lernen beginnen		opgeslagen
szyna kolejowa Lernen beginnen		rail
barierki na autostradzie Lernen beginnen		vangrail
wbić, ukłuć, przeszyć Lernen beginnen		steken
zapalić, rozpalać Lernen beginnen		aansteken
co więcej Lernen beginnen		bovendien
co się tyczy Lernen beginnen		wat betreft
uzasadniony Lernen beginnen		ondersteund
wsparcie Lernen beginnen		steund
co raz częściej Lernen beginnen		steeds vaker
w załączeniu Lernen beginnen		hierbij
ponadto Lernen beginnen		bovendien
odpowiedzialny Lernen beginnen		verantwoordelijk
uczciwy Lernen beginnen		eerlijk
odważny Lernen beginnen		dapper
pewny siebie Lernen beginnen		vol zelfvertrouwen
nieśmiały Lernen beginnen		verlegen
wkładać wysiłek, Lernen beginnen		moeite neemnen
puścić oczko, mrugnąć Lernen beginnen		knipoog
uprzejmy Lernen beginnen		beleefd
leniwy Lernen beginnen		lui
pracowity Lernen beginnen		hardwerkende
rozsądny Lernen beginnen		redelijk
czasami Lernen beginnen		weleens, soms
dostawca Lernen beginnen		leverancier
zarówno Lernen beginnen		zowel
na miejscu Lernen beginnen		ter plekke
odholowany Lernen beginnen		weggesleept
cel podróży Lernen beginnen		bestemming
zbędny Lernen beginnen		overbodig
zapobiegać Lernen beginnen		vóórkomen
pojawiać się Lernen beginnen		voorkómen
osłona, ekran, parawan Lernen beginnen		scherm
przeciwieństwo Lernen beginnen		tegenstelling
leczyć Lernen beginnen		genezen
leczenie Lernen beginnen		behandeling
ważyć Lernen beginnen		wegen
ruszyć, poruszyć Lernen beginnen		bewegen
zakażenie Lernen beginnen		besmetting
znieczulenie Lernen beginnen		verdoving
przeciwieństwo Lernen beginnen		tegenstelling
ostro, ostrze Lernen beginnen		scherp
okres, menstruacja Lernen beginnen		ongesteld
przeciągnij slowa, w odpowiedniej kolejności Lernen beginnen		sleep de worden in de juiste volgorde
rozwiedziony Lernen beginnen		gescheiden
Ktoś Lernen beginnen		lemand
nieprzyjemny, nudny Lernen beginnen		vervelend
odważny Lernen beginnen		dapper
całkowicie dobrze Lernen beginnen		helemaal goed
promienny Lernen beginnen		stralend
uprzejmy Lernen beginnen		beleefd
ambitny Lernen beginnen		ambitieus
nieśmiały Lernen beginnen		verlegen
towarzyski Lernen beginnen		sociaal
razem Lernen beginnen		samen
ze sobą Lernen beginnen		elkaar
opieka położnicza Lernen beginnen		kraamzorg
strach przed porażką Lernen beginnen		faalangst
przeszłość Lernen beginnen		verleden
przyszłość Lernen beginnen		toekomst
niezadowolony, zrzędliwy Lernen beginnen		chagrijnig
drażliwy, nadwrażliwy Lernen beginnen		prikkelbaar
wyczerpany Lernen beginnen		uitgeput
bez życia Lernen beginnen		levenloos
bez znaczenia Lernen beginnen		zinloos
niepokój, lęk Lernen beginnen		angst
wyzwanie Lernen beginnen		uitdaging
spadać Lernen beginnen		vallen
schudnąć Lernen beginnen		afvallen
wyróżniać, rzucać się w oczy Lernen beginnen		opvallen
mewa Lernen beginnen		meeuw
samolot Lernen beginnen		vliegtuig
mamy wszystko na oku Lernen beginnen		we houden alles in de gaten
wiek Lernen beginnen		leeftijd
szczególnie Lernen beginnen		bijzonder
wyjątek, wyjątkowo Lernen beginnen		uitzondering
zaproszenie Lernen beginnen		uitnodiging
sztuka Lernen beginnen		kunst
otrzymać Lernen beginnen		ontvangen
stonoga Lernen beginnen		duizendpoot
uparty Lernen beginnen		koppig
smutny Lernen beginnen		verdrietig
cichy Lernen beginnen		rustig
wysoki Lernen beginnen		hoog
delikatny, wrażliwy Lernen beginnen		kwetsbaar
tłum Lernen beginnen		menigte
stado Lernen beginnen		kudde
ustawienia Lernen beginnen		instelling
przykry Lernen beginnen		vervelend
kutas Lernen beginnen		lul
cipa Lernen beginnen		kut
pogoda do dupy Lernen beginnen		kutweer
przestań z pierdolić Lernen beginnen		stop met kuten
głupiec Lernen beginnen		sukkel
mimo wszystko Lernen beginnen		ondanks alles
gorzej, gorszy Lernen beginnen		erger
wschód słońca Lernen beginnen		zonsopgang
prawdopodobnie Lernen beginnen		waarschijnlijk
własny Lernen beginnen		eigen
kawałek Lernen beginnen		stuk
na Lernen beginnen		op
życie Lernen beginnen		leven
bardzo Lernen beginnen		zeer
często Lernen beginnen		vaak
strona Lernen beginnen		pagina
zawsze Lernen beginnen		altijd
przykład Lernen beginnen		voorbeeld
miesiąc Lernen beginnen		maand
nigdy Lernen beginnen		nooit
który Lernen beginnen		die

taaleffect

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.

Mehr