woonomgeving

 0    137 Datenblatt    martazakrocka2
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
most
Lernen beginnen
de brug
kanał
Lernen beginnen
de gracht
skrzyżowanie
Lernen beginnen
het kruispunt
latarnia
Lernen beginnen
de lantaarnpaal
plac
Lernen beginnen
het plein
rondo
Lernen beginnen
de rotonde
chodnik
Lernen beginnen
de stoep / het trottoir
sygnalizacja świetlna (światła)
Lernen beginnen
het stoplicht
ulica
Lernen beginnen
de straat
skrzyzowanie T
Lernen beginnen
de T-splitsing
znak drogowy
Lernen beginnen
het verkeersbord
Przejście dla pieszych
Lernen beginnen
het zebrapad
ścieżka
Lernen beginnen
de voetpad
propozycja, obietnica
Lernen beginnen
zullen, zou/zouden
chcieć
Lernen beginnen
willen, wou/wouden, heeft gewild
móc, umieć, potrafić
Lernen beginnen
kunnen, kon, konden, hebben gekund
móc (mieć pozwolenie)
Lernen beginnen
mogen, mocht, hebben gemogen
musieć
Lernen beginnen
moeten, moest,h. gemoeten
łatanie opon
Lernen beginnen
banden plakken
kasza manna
Lernen beginnen
griesmeel
pracownik poczty
Lernen beginnen
post medewerkster
karmić
Lernen beginnen
voederen
przejść przez hol
Lernen beginnen
door de hal lopen
Celnicy
Lernen beginnen
de douane
sprawdzić paszport
Lernen beginnen
passport laten controleren
pośpiech, śpieszyć się
Lernen beginnen
zich haasten
w pośpiechu
Lernen beginnen
haast hebben
tak
Lernen beginnen
ja hoor
to zależy od twojego pytania
Lernen beginnen
dat hangt van je vraag af
prosto
Lernen beginnen
rechtdoor
na światłach skręć w lewo
Lernen beginnen
bij de stoplichten linksaf
wreszcie
Lernen beginnen
tot slot
po twojej prawej stronie
Lernen beginnen
aan uw rechterhand
właśnie tutaj
Lernen beginnen
hier meteen
przekroczyć coś
Lernen beginnen
iets oversteken
tuż przed tobą
Lernen beginnen
recht voor je
nie jest mi to znajome
Lernen beginnen
ik ben hier niet bekend
naprzód
Lernen beginnen
vooruit
wstecz
Lernen beginnen
achteruit
dzielnica drzew
Lernen beginnen
de bomenbuurt
irytacja
Lernen beginnen
de ergenis
mam coś z powrotem
Lernen beginnen
iets terugkregen
zamykane na klucz
Lernen beginnen
afsluitbaar
skręć w prawo
Lernen beginnen
rechts afslaan
cierpieć z powodu czegoś
Lernen beginnen
last hebben van iets
kłótnia
Lernen beginnen
ruzie
ogrodzenie
Lernen beginnen
het hek
Chcę z tobą coś przedyskutować
Lernen beginnen
ik wil iets met je bespreken
Czy mogę z tobą porozmawiać?
Lernen beginnen
Kan ik u even spreken?
Masz minutę?
Lernen beginnen
Heb je even?
Co się dzieje?
Lernen beginnen
Wat is er aan de hand?
O co chodzi?
Lernen beginnen
Waar gaat het over?
Dlaczego (wtedy)? Czy coś jest nie tak?
Lernen beginnen
Hoezo (dan)? Is er iets?
Nie podoba mi się to...
Lernen beginnen
Ik vind het niet prettig dat...
Wiem o tym ... ale ostatnio...
Lernen beginnen
ik weet dat... maar de laatste tijd...
Rozumiem to ... ale ... / Rozumiem ... ale
Lernen beginnen
ik snap best dat... maar.../ ik begrijp dat... maar...
Myślę jednak, że...
Lernen beginnen
Ik vind wel dat...
trzymam sie tego, ze
Lernen beginnen
Ik blijf erbij dat...
Czy mógłbyś...?
Lernen beginnen
Zou je...?
Chcę poprosić o...
Lernen beginnen
Ik wil vragen om...
Naprawdę?
Lernen beginnen
echt waar?
Przepraszam, nie myślałem o tym
Lernen beginnen
Sorry, daar heb ik niet aan gedacht
Przepraszam, nie wiedziałem o tym
Lernen beginnen
Het spijt me, dat wist ik niet
Nic na to nie poradzę
Lernen beginnen
Ik kan er niets aan doen
Co chcesz żebym zrobił?
Lernen beginnen
Wat wil je dat ik doe?
To może być dobry pomysł
Lernen beginnen
Dat is misschien wel een goed idee
Nigdy tak naprawdę o tym nie myślałem
Lernen beginnen
Daar heb ik eigenlijk nog nooit aan gedacht
Poinformuję kiedyś
Lernen beginnen
Ik zal eens informeren
krzyczeć
Lernen beginnen
schreeuwen
początkowo
Lernen beginnen
aanvankelijk, eerst
zmniejszać, redukować
Lernen beginnen
afnemen, minder worden, dalen
oferować, dawać
Lernen beginnen
bieden, geven
dzielić się
Lernen beginnen
delen
warunek, warunek
Lernen beginnen
de eis, de voorwarde
mocno, bardzo
Lernen beginnen
flink, erg, zeer
razem, razem
Lernen beginnen
gezamenlijk, samen
rosnąć
Lernen beginnen
groeien, toenemen, stijgen
w połowie, w połowie
Lernen beginnen
halverwege, op de helft van
gospodyni
Lernen beginnen
de hospita
przedstawić, wprowadzić
Lernen beginnen
invoeren, introduceren
ciasno
Lernen beginnen
krap
przebudować
Lernen beginnen
ombouwen
powstać
Lernen beginnen
onstaan, zich vormen
nieruchomość
Lernen beginnen
het pand
budynek
Lernen beginnen
het gebouw
około
Lernen beginnen
rond, om ongeveer
więcej niż
Lernen beginnen
ruim, meer dan
tylko, nie więcej niż
Lernen beginnen
slechts, niet meer dan
skromny
Lernen beginnen
sober, eenvoudig
fundacja
Lernen beginnen
de stichting
dodać
Lernen beginnen
toevoegen, erbij doen
zobowiązać, nakazac
Lernen beginnen
verplichten
korzyść, tanio
Lernen beginnen
voordeling, goedkoop
głównie, przede wszystkim
Lernen beginnen
voornamelijk, vooral
niezależny
Lernen beginnen
zelfstandig
tak zwany
Lernen beginnen
zogeheten, zogenaamd, zogenoemd
mieszkanie samodzielne
Lernen beginnen
zelfstandig appartement
dom korporacji
Lernen beginnen
corporatiewoning
klub
Lernen beginnen
verenigingshuis
mieszkanie studenckie
Lernen beginnen
studentenflat
obudowa
Lernen beginnen
huisvesting
budynek mieszkalny
Lernen beginnen
appartementsgebouw
nieład
Lernen beginnen
rommel
ruina, balagan
Lernen beginnen
puinhoop
krzesło składane
Lernen beginnen
klapstoel
preferencja
Lernen beginnen
voorkeur
nie udało się (w sensie oblac, nie zdac)
Lernen beginnen
gezakt
być leniwym
Lernen beginnen
lui zijn
drzewa są nagie
Lernen beginnen
de bomen worden kaal
spotkać kogoś (wpaść na kogoś)
Lernen beginnen
iemand tegenkomen
mlaskac
Lernen beginnen
smakken
odholować
Lernen beginnen
wegslepen
progi zwalniające
Lernen beginnen
verkeersdrempels
ogień
Lernen beginnen
de brand
przerwa w dostawie prądu
Lernen beginnen
uitval van stroom
przygotuj się
Lernen beginnen
zich voorbereiden
wypadek drogowy
Lernen beginnen
verkeersongeval
katastrofa
Lernen beginnen
ramp
fala choroby
Lernen beginnen
ziektegolf
kanał regionalny
Lernen beginnen
de regionale zender
zapas (jedzenie na wypdek katastrof)
Lernen beginnen
noodvorraad
pracownik socjalny
Lernen beginnen
hulpverlener
postępuj zgodnie ze wskazówkami
Lernen beginnen
aanwijzingen volgen
od rządu
Lernen beginnen
van overheid
zapewnić pomoc
Lernen beginnen
hulp verlenen
sieć telefoniczna
Lernen beginnen
telefoonnet
obciążać
Lernen beginnen
belasten
choroba zakaźna
Lernen beginnen
besmettelijke ziekte
pas awaryjny
Lernen beginnen
de vluchtstrook
ukryj się pod
Lernen beginnen
schuilen onder
ciężkie meble
Lernen beginnen
zwaar meubilair
koce
Lernen beginnen
dekens
przeciążenie sieci
Lernen beginnen
overbelasting van het net
pakiet awaryjny
Lernen beginnen
noodpakket
radio na baterie
Lernen beginnen
radio op batterijen
latarka
Lernen beginnen
zaklamp
osoba dojeżdżająca do pracy
Lernen beginnen
een pendelaar

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.