1. glad
Haar huid is glad.
In het midden is het ijs mooi donker en glad, maar langs de rand van de wetering ligt bomijs. Als je daarop gaat staan, breekt het en hoor je een boel lawaai.
2. zacht
In de verte hoor ik het geluid van zacht ruisende wegen.
Ons blauwe beddengoed hoeft niet gestreken te worden en is heel lekker zacht; je verheugt je er 's avonds altijd al op om naar bed te gaan!
Ik begrijp niet waarom men het zacht teken in het Oekraïens alfabet verplaatst heeft; het leek mij veel logischer als het aan het einde kwam.
Slaap zacht, Sean.
De appels op de fruitschaal lagen er al zo lang, dat ze helemaal zacht en gerimpeld begonnen te worden.
Zijde is zacht en glad.