1. leeftijd
Mijn zoon is klein voor zijn leeftijd.
Gedraag u naar uw leeftijd!
U zou toch moeten weten dat je een dame niet naar haar leeftijd vraagt.
Je moet rekening houden met zijn leeftijd.
Hij vroeg naar mijn leeftijd, naam en adres enz.
Ze zijn van dezelfde leeftijd.
Hij is van mijn leeftijd.
Hij is gestorven op de leeftijd van zeventig jaar.
Ondanks zijn jonge leeftijd heeft hij zeer goed werk afgeleverd.
Rond welke leeftijd trouwen Japanners?
Ondanks zijn leeftijd was hij nog jong van geest.
Mijn vader ging op 65-jarige leeftijd met pensioen.
Meneer White is ongeveer van mijn leeftijd.
Dat u zo'n end niet meer kan lopen is toch niks om u voor te schamen?! Je zal ze de kost moeten geven die op uw leeftijd überhaupt niet meer kunnen lopen.
Hij overleed op hoge leeftijd.
Holländisch Wort "věk"(leeftijd) tritt in Sätzen auf:
Osobní údaje holandsky