das Wörterbuch Deutsch Minus niederländisch

Deutsch - Nederlands, Vlaams

überzeugen Holländisch:

1. overhalen overhalen



2. overtuigen


ik moet je overtuigen
Ik kon mijn vader ervan overtuigen dat ik een nieuwe fiets nodig had. Overtuig, overtuigt, overtuigen; overtuigde, overtuigden. Heb overtuigd
We probeerden hem te overtuigen.
Ik had tijd nodig om haar te overtuigen.
Het was niet makkelijk om hem te overtuigen.