das Wörterbuch Deutsch Minus niederländisch

Deutsch - Nederlands, Vlaams

befreundet Holländisch:

1. vrienden vrienden


Zijn ze vrienden?
De beide vrienden kusten elkaar innig, en Manilov bracht zijn gast naar de kamer.
Kinderen imiteren eerder hun vrienden dan hun ouders.
Soms vergeet ik het gezicht van mensen die ooit mijn vrienden waren.
Een groot deel van de volgende dag bleef hij in het hotel en sprak met vrienden en supporters.
Ondanks de taalproblemen werden we al vlug vrienden.
Slapen vrienden met hun vrienden en vermoorden ze daarna? vroeg Dima terug.
Ze voelde zich eenzaam toen al haar vrienden naar huis waren gegaan.
En wie waren nou die 25? vroeg Al-Sayib. "Vrienden van je?"
Ge kunt veel vrienden hebben, totdat ge bij hen wilt gaan logeren.
Door mijn mond te openen op het verkeerde moment bracht ik voortdurend mijzelf en mijn vrienden in verlegenheid.
Alle vrienden aan wie ik een uitnodiging gestuurd heb, zijn op het feest gekomen.
Zeg zodra u contact opneemt met uw vrienden tegen ze dat er een lawine komt.
Als je met je vrienden komt, zal ik nog meer verheugd zijn.
Goede vrienden herkent men aan het feit dat ze er altijd zijn wanneer je ze nodig hebt.