das Wörterbuch Deutsch Minus niederländisch

Deutsch - Nederlands, Vlaams

rechts Holländisch:

1. klopt klopt


Het klopt.
Sorry, maar het wisselgeld klopt niet.
Ik denk dat er iemand aan de deur klopt.
Als het u zo verteld is, klopt het waarschijnlijk.
Dat klopt. Er zit veel vocht in de lucht.
Wat is dit? Een zin? "Dat klopt. Legt u hem maar in het laatje voor de zinnen... en trek aan dit koordje."
Er klopt iemand aan.
Pandark klopt Vortarulo op het hoofd met een houten plank.