das Wörterbuch Deutsch Minus niederländisch

Deutsch - Nederlands, Vlaams

risiko Holländisch:

1. risico risico


Hij liep een groot risico in de jungle.
Wie geen risico neemt, die wint niets.
Enkel diegenen die het risico nemen om te ver te gaan, weten tot hoever ze mogen gaan.
Ik wil niet het risico lopen het te verliezen.
Van hard werken is nog nooit iemand dood gegaan. Maar waarom het risico nemen?!
Vanaf morgen kunt ge zonder risico naar huis gaan per trein, auto of vliegtuig.