1. verliezen
Veel bomen verliezen hun bladden in de herfst.
De moed verliezen.
Je gezondheid verliezen is erger dan geld te verliezen.
Beter weinig winnen dan veel verliezen.
Zonder fantasie zouden mensen de moed verliezen om verder te leven.
Probeer gewicht te verliezen door te joggen.
Het is absurd het studentenleven te verliezen aan nietsdoen.
Zonder hem zou onze firma haar echte functie verliezen.
Ge hebt mij mijn geduld doen verliezen.
Ooit zal er een tijd komen dat Esperanto, gemeenschappelijk bezit geworden van het hele mensdom, zijn karakter van een idee zal verliezen: dan zal het alleen maar een taal worden, men zal er niet meer om strijden, men zal er enkel nut blijven uit halen.
Ik zal niet verliezen!
En trouwens, haastte Dima zich toe te voegen, terwijl hij zijn rekenmachientje tevoorschijn haalde en 0,99 deelde door 3.000.000, alvorens het te vermenigvuldigen met 100, "u realiseert zich toch wel dat u maar 0,0033% zou verliezen, hè?"
Het belangrijkste gebrek van genieën is dat ze niet kunnen verliezen.
Het bedrijf lijdt grote verliezen.
Ik wil niet het risico lopen het te verliezen.
Holländisch Wort "verlieren"(verliezen) tritt in Sätzen auf:
niemiecki jest zdawane fest