das Wörterbuch griechisch Minus niederländisch

ελληνικά - Nederlands, Vlaams

φτηνός Holländisch:

1. goedkoop goedkoop


Ons hotel is goedkoop.
Wow! Dat is goedkoop!
Deze eieren zijn goedkoop
Goedkoop is duurkoop.
Dat was niet goedkoop, wel?
Het is eenvoudig te maken en goedkoop.