1. bijten
bijten, beet, gebeten. De hond beet het kind in het been. De pitbull heeft het kind dood gebeten.
Blaffende honden bijten niet.
Holländisch Wort "bite"(bijten) tritt in Sätzen auf:
de frequentste onregelmatige werkwoorden2. beet
3. bijt
Bijt uw hond?
Een wolf bijt geen wolf.
4. hap
Ze namen van elke appel een hap.
Hij neemt een flinke hap.