1. brengen
Wat hij gezegd heeft, is moeilijk in de praktijk te brengen.
Als je aandringt om iets mee te brengen, neem a.u.b. enkel een bloem mee.
Waardeer de kleine dingen in het leven, ze brengen je tot een groter doel.
Oorlogen brengen littekens.
Ik krijg nooit eens de gelegenheid om ook wat in te brengen, want Emma maait steeds het gras voor mijn voeten weg.
Waarom brengen we hem geen fles wijn?
Ik hou van vissen; het is een heel ontspannen manier om de dag door te brengen.
Nu ben ik benomen, want ik moet mijn huis in orde brengen.
De politie is er heel goed in om te begrijpen dat iemand mijn creditcard gestolen heeft en een heleboel geld heeft opgenomen. Het is veel moeilijker om ze bij te brengen dat "iemand mijn magische zwaard gestolen heeft".
Ik heb mijn sleutels op tafel laten liggen. Wilt ge ze mij brengen?
Europeanen probeerden de stam beschaving bij te brengen.
Het was een waar genoegen de avond met een slim, grappig en mooi meisje als jou door te brengen.
Die donkere wolken zullen vermoedelijk regen brengen.
Jullie moeten samen een mandje appels naar opa brengen, zei moeder. "Jij houdt de ene kant vast, en jij de andere. En zo lopen jullie dan."
Laten we kort een belangrijk gevolg van de groepentheorie in herinnering brengen.
Holländisch Wort "bring"(brengen) tritt in Sätzen auf:
6.3 FOOD FOR THOUGHT2000 Most Used Dutch Words (1/2)Engels, h5, s4