das Wörterbuch Englisch Minus niederländisch

English - Nederlands, Vlaams

ironing Holländisch:

1. strijken strijken


Als je Zwitserland zou strijken, zou het groter zijn dan Duitsland.
Ik ben kleren aan het strijken.
Kun je mijn overhemd even strijken, alsjeblieft?
Op het labeltje aan mijn sjaal staat: "Binnenstebuiten wassen en strijken." Ik vraag me af hoe ik dat moet doen.