1. het paspoort
Holländisch Wort "passport"(het paspoort) tritt in Sätzen auf:
Things - VoorwerpenVoorwerpen - Things2. paspoort
Wilt u me uw paspoort even laten zien alstublieft?
Toon mij het paspoort, alstublieft.
Geldigheidsdatum van het paspoort.
Een paspoort is iets onmisbaars als men naar het buitenland gaat.
Ik ben mijn paspoort kwijt!
Je hebt een paspoort nodig om naar het buitenland te gaan.
Als ik je paspoort vind, zal ik je roepen.
Iemand heeft mijn paspoort gestolen.
Dit paspoort is vijf jaar geldig.
Holländisch Wort "passport"(paspoort) tritt in Sätzen auf:
documenten in het Engels