1. bewijzen
We moeten bewijzen dat hij onschuldig is.
Kunt u dat bewijzen?
Welke bewijzen heeft u?
Ik weet niet hoe ik dat moet bewijzen, aangezien het zo duidelijk is!
Bij gebrek aan onweerlegbare bewijzen werd de gevangene vrijgelaten.
Wiskundigen zijn dichters, alleen moeten ze de vruchten van hun fantasie ook nog bewijzen.
Holländisch Wort "prove"(bewijzen) tritt in Sätzen auf:
2000 Most Used Dutch Words (1/2)woordjes hst 7