das Wörterbuch Englisch Minus niederländisch

English - Nederlands, Vlaams

season Holländisch:

1. seizoen seizoen


Welk seizoen heeft uw voorkeur?
Vandaag is de eerste marathon op natuurijs van dit seizoen verreden.
De zomer is mijn favoriete seizoen.
Vorig seizoen is hij gestopt met honkballen.

Holländisch Wort "season"(seizoen) tritt in Sätzen auf:

Engels hoofdstuk 5