das Wörterbuch Englisch Minus niederländisch

English - Nederlands, Vlaams

talking Holländisch:

1. praat praat


Hij praat altijd veel.
Praat niet in de leesruimte.
Ik praat niet tegen jou, maar tegen de aap.
Praat niet zo snel, alstublieft.
Wie te veel praat, schaadt zichzelf.
Hij praat erg goed Japans.
Die jongen praat alsof hij een volwassene is.
Van praat komt praat.
Het aantal muffins dat je krijgt, zal omgekeerd evenredig zijn aan het aantal keer dat je op IRC praat.

Holländisch Wort "talking"(praat) tritt in Sätzen auf:

2000 Most Used Dutch Words (1/2)

2. praten praten


Het is moeilijk praten tegen hem.
Ik kan over alles praten met mijn beste vriend.
Laten we er na school over praten.
Zodra ik goed Nederlands spreek, ga ik met Vlaamse meisjes praten.
Kunnen we praten?
Ik vroeg hem om op te houden met praten maar hij bleef doorgaan.
Dat meisje dat met John aan het praten is, dat is Susan.
Italianen praten zelden over politiek.
Hij kan geen woord Frans, maar hij kan wel Engels praten alsof het zijn moedertaal is.
Werk, in plaats van te praten!
Kan ik met iemand praten die Japans spreekt?
Stoor me alsjeblieft niet als ik sta te praten.
Honden kunnen niet praten, maar het leek alsof de ogen van het hondje zeiden: "Nee, ik heb geen thuis."
De man waar ik mee aan het praten was is mijn leerkracht Engels.
Nu is het niet het geschikte moment om daarover te praten! Niet?