das Wörterbuch Esperanto Minus niederländisch

Esperanto - Nederlands, Vlaams

forestanta Holländisch:

1. afwezig afwezig


Is er iemand afwezig vandaag?
Tom is afwezig.
Geen enkele leerling was afwezig.
Ik was gisteren op het werk afwezig.
Hij was afwezig wegens ziekte.
Jane is vandaag afwezig op school.