das Wörterbuch Esperanto Minus niederländisch

Esperanto - Nederlands, Vlaams

grupo Holländisch:

1. groep groep


Telkens als die groep probeert om aan een sessie deel te nemen, slagen ze er helaas niet in.
Een groep jongeren speelt handbal op het speelplein.
Ik had niets met die groep te maken.
Ik zou me graag bij jullie groep aansluiten.
De gitarist van Bang wordt volgens een aankondiging door de woordvoerder van de groep voor de tweede keer vader.
Vroeger, toen ik nog op turnen zat, heb ik ooit eens mijn enkel verstuikt toen ik alleen een flikflak probeerde te doen. Ik had dat nog nooit alleen gedaan, maar ik durfde geen hulp te vragen, omdat ik net in een nieuwe groep zat en nog niemand kende.
Ik speel in een groep.
In de laatste vergadering van onze groep hebben we gediscussiëerd over organisatieproblemen.
Soms wil ik alleen bergklimmen, op andere momenten wil ik het in groep doen.
Deze lijst geeft ook de vroegere leden van de groep.