1. mond
Waar het hart vol van is, loopt de mond van over.
Spreek niet met volle mond.
Houd je mond.
Ge stinkt uit uw mond.
De aardappel was zo heet dat hij mijn mond verbrandde.
Je zou echt eens moeten beginnen denken voor je jouw mond open doet, je zou op die manier veel misverstanden kunnen vermijden.
Door mijn mond te openen op het verkeerde moment bracht ik voortdurend mijzelf en mijn vrienden in verlegenheid.
Ze zei dat ik het aan niemand moest vertellen. Dus heb ik mijn mond gehouden.
Ik heb maar een mond, maar wel twee oren.
Hij opende zijn mond, alsof hij zou spreken, maar zei niets.
Sadako wou er nog meer aan toevoegen, maar haar mond wou maar niet openen.
Als je nog één keer zo'n grote mond geeft, lees ik vanavond geen verhaaltje voor.
De prins, die zag dat er uit haar mond enkele parels en diamanten kwamen, vroeg haar hem te zeggen vanwaar dit kwam.
Gelukkige chocolade die, na de wereld te hebben doorkruist doorheen de glimlach van de vrouwen, de dood vond in een heerlijke en smeltende kus van hun mond.
Met een tong en een mond komt men de wereld rond.
Holländisch Wort "suu"(mond) tritt in Sätzen auf:
Lichaamsdelen in het Fins