das Wörterbuch Französisch Minus niederländisch

Français - Nederlands, Vlaams

accord Holländisch:

1. akkoord akkoord


Ergens ben ik wel akkoord met u.
Ga je akkoord met hun ideeën?
Kort gezegd, ik ben niet akkoord.
Daar ga ik mee akkoord, maar alleen onder één voorwaarde.
Ze zullen nooit akkoord gaan.
Ik ga akkoord met het argument.
Het kan me niet schelen of hij akkoord gaat of niet.
Ik weiger mijn akkoord voor dit project.