1. knap
Het meisje dat in de bakkerij werkt, is knap.
Ze zei dat hij er knap uitzag.
Trang is net zo knap als Dorenda.
In het koetsje zat een heer, niet knap, maar ook niet slecht van uiterlijk, niet al te dik, niet al te dun; oud kon hij niet genoemd worden, maar hij was ook niet al te jong.
Beide zussen zijn erg knap.
Zij is knap.
Ze schept op over hoe knap ze is.
Dit is mijn broer. Ziet hij er niet knap uit?
Stel me eens voor aan een of ander knap meisje.
2. mooi
Wat een mooi meisje!
Ik houd van Małgorzata als een engel. Omdat ik van haar houd. Hoe mooi is haar gezicht en blonde haar!
Het is erg aardig van je om me zo'n mooi cadeau te sturen.
Mooi weer, toch?
Mooi pak.
De berg Fuji ziet er mooi uit bij zonsondergang.
Niet het mooie is dierbaar, maar het dierbare is mooi.
De zoon van de koning, die terugkeerde van de jacht, ontmoette haar; en toen hij zag dat ze zo mooi was, vroeg hij haar, wat ze daar helemaal alleen deed en waarom ze weende.
Hoge hakken zijn er alleen om mooi te zijn. Daarom dragen mannen ook geen hoge hakken; die zijn dat namelijk van zichzelf al.
In het midden is het ijs mooi donker en glad, maar langs de rand van de wetering ligt bomijs. Als je daarop gaat staan, breekt het en hoor je een boel lawaai.
Jij zei me, dat je een mooi achterwerk hebt. Is dat dan misleidende reclame?
Het was een waar genoegen de avond met een slim, grappig en mooi meisje als jou door te brengen.
Nicolas bedoelt dat de romanisering van het Cyrillische alfabet net zo mooi is als de zon, die de ogen verbrandt wanneer je ernaar kijkt.
Als het morgen mooi weer is, gaan we picknicken.
Een van de versieringen die een huis mooi maken, zijn gordijnen.
Holländisch Wort "beau"(mooi) tritt in Sätzen auf:
alle woorden in het boekie