1. neus
Ik kan niet door mijn neus ademen.
Ik heb een neus-, keel- en orenarts ontmoet op een feest zondag.
Wie het onderste uit de kan wil hebben, krijgt het lid op de neus.
Je neus bloedt.
Steek je neus niet in andermans zaken.
Behalve van een verstopte neus, heb ik ook last van verhoging.
Hij ziet niet verder dan zijn neus lang is.
Toen ik mijn ogen weer open deed, stond er ineens een onbekende dame voor mijn neus.
Knijp je neus dicht opdat je de stank niet zou ruiken.
Weet jij waar mijn sleutel is? Ik zie hem nergens. "Dan kijk je zeker met je neus, want hij ligt gewoon op tafel."
Ze heeft een grote neus.
Een zakdoek is bedoeld om je neus in te snuiten, maar je kunt hem ook gebruiken om je tranen mee af te vegen, of je kunt er een knoop in leggen wanneer je iets niet moet vergeten.
Ze drukte haar neus tegen de ruit.
Elk voorjaar gaan Shanghainezen buiten wandelen om een frisse neus te halen.
Wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht.
Holländisch Wort "nos"(neus) tritt in Sätzen auf:
Lichaamsdelen in het Kroatisch