das Wörterbuch Ungarisch Minus niederländisch

magyar - Nederlands, Vlaams

önmaga Holländisch:

1. zichzelf zichzelf


Iedereen kan een verschil maken in zijn eigen leven en daarmee gezamenlijk de wereld een betere plaats maken voor zichzelf en anderen om zich heen.
Maria en Natalia gaan winkelen. Ze willen iets kopen voor zichzelf.
Hij haat zichzelf.
Maria dacht bij zichzelf "ik ben een geluksvogel".
Wie zichzelf niet bemint, kan niet van anderen houden.
Iedereen denkt erover om de wereld te veranderen, maar niemand denkt erover om zichzelf te veranderen.
Mijn moeder neuriede voor zichzelf terwijl ze in de keuken het eten klaarmaakte.
Hoge hakken zijn er alleen om mooi te zijn. Daarom dragen mannen ook geen hoge hakken; die zijn dat namelijk van zichzelf al.
Wanneer Vin Diesel zich opdrukt, duwt hij niet zichzelf omhoog, maar de aarde omlaag.
Aan zichzelf twijfelen is het eerste teken van intelligentie.
Daarin zou ik er als een echte James Bond uitzien, zei Dima tegen zichzelf, en ging toen de winkel binnen.
Mary sloot zichzelf op in haar kamer en deed alle ramen dicht.
Jongeren hebben het dikwijls nodig zich te laten opmerken om zichzelf te bevestigen.
Hij heeft voor zichzelf beslist dat hij daar alleen zou gaan.
Geef een dief genoeg touw, en hij hangt zichzelf op.