das Wörterbuch Ungarisch Minus niederländisch

magyar - Nederlands, Vlaams

illik Holländisch:

1. passen passen


Mag ik deze jurk passen?
Toen ik klein was, kwamen opa en oma nog om op te passen. 's Avonds op bed las oma me voor. Of opa vertelde een verhaal.
Het is moeilijk dit verhaal aan te passen voor kinderen.
Met passen en meten wordt de tijd versleten.
Ik heb verschrikkelijke haast... om redenen die ik niet kan noemen, antwoordde Dima de vrouw. "Laat me alstublieft gewoon dat pak daar passen."
Jeans passen bij alles.
Hij was op drie passen van de trap.
Zoudt ge even op mijn koffer willen passen?
Toen ik vier jaar geleden naar de Verenigde Staten verhuisde, had ik moeite om me aan te passen aan een nieuwe taal en cultuur.
Er passen krap vijftig mensen in deze zaal.
Ze vroeg me om op haar baby te passen tijdens haar afwezigheid.
Deze rok bevalt mij, mag ik hem even passen?
We passen de modernste methode toe.