1. leeuw
De tanden van een leeuw zijn scherp.
Wie is het sterkst, een tijger of een leeuw?
Ik zie een leeuw.
Een leeuw is sterk.
Geef geen hand aan een leeuw.
Wie durft op een leeuw rijden?
Bij een leeuw blijven is gevaarlijk.
Holländisch Wort "oroszlán"(leeuw) tritt in Sätzen auf:
Dieren in het Hongaars