1. radio
De radio werkt niet.
Zet de radio een beetje harder.
Kom luisteren naar de radio!
Op de radio is er over het ongeval niets gezegd.
Kranten, televisie en radio heten massamedia.
Wanneer je naar televisie kijkt of naar de radio luistert, is de muziek die je hoort vaak van Afrikaanse origine.
Toen ik de informatie op de radio hoorde werd ik heel erg bang.
Mag ik jouw radio lenen?
Ik was niet naar de radio aan het luisteren.
Het is tijd om naar bed te gaan. Zet de radio af.
Er staat een radio op de tafel.
Ik heb de radio gerepareerd voor hem.
Waarom zijn radio- en televisieprogramma's in Esperanto belangrijk?
Volgens de radio zal het morgen regenen.
De radio staat te luid. Kunt ge hem niet wat stiller zetten?
Holländisch Wort "radio"(radio) tritt in Sätzen auf:
Frasi olandese