das Wörterbuch japanisch Minus niederländisch

日本語, にほんご - Nederlands, Vlaams

テレビ Holländisch:

1. tv tv


Tom kijkt altijd tv.
Ik zou graag tv kijken.
Er is vandaag niets goeds op tv.
Heb je vorige week naar tv gekeken? "Nee, dat heb ik niet gedaan."
De tv werkt niet.
Nadat ik TV gekeken had, ging ik naar bed.
Ik keek toen tv.
Er ligt een afstandsbediening voor de tv onder de bank.
Ik stel voor dat we thuisblijven en tv kijken.
Na het middageten keken we tv.
Ik kijk vaak TV voor het avondeten.
Internationale tv? vroeg Dima. "Waar heb je het over, Al-Sayib?"
Welk is uw lievelingsprogramma op TV?
Wat? zei Al-Sayib. "Denk je dat je nu ineens met een Armani moet gaan lopen pronken, omdat je op de internationale tv bent?
Mijn vader valt vaak in slaap voor de TV.